wilde Le Fexhe het café van Demerrel binnen gaan. Achille voelde niet veel daarvoor.
- Waarom niet?
- Zoo'n gewone dorpsherberg!
- Demerrel zal ons niet vermoorden. Ik heb overigens wat met hem te bespreken.
Met bonzend hart stapte Achiel mee naar binnen. Hier woonde het lieve, zachte, korenblonde meisje waarmee hij zoo gaarne samen was, waarmee hij zoo graag wandelde. Dat zij toch niet hier zou wezen! Hij wilde haar niet ontmoeten in het bijzijn van zijn superieuren papa! Ze vertoonde zich ook niet.
Le Fexhe fluisterde wat met Demerrel, die overdreven vriendelijk en onderdanig deed. Achiel voelde hier het standsverschil als hevige realiteit, niet zoozeer door het gedrag van zijn vader, die eenvoudig en rustig bleef, maar door het nederige gedoe van den herbergier. Die man met zijn gepommadeerde knevels, zijn geplakte haren, zijn dikke handen en overgedienstige manieren, mishaagde hem buitengewoon.
Papa wandelde met hem het café rond, wees hem allerlei dingen aan, onder andere een portret van Sanneke dat aan den muur hing.
- Lief kind, als ze met wat smaak gekleed was...