Ravijnen(1922)–Mathias Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 88] [p. 88] Najaarsstorm Nu komt het kwijnen op de landen; nu zullen bleeker zonnen branden al lager naar de kimmenranden. De snelle zomervogels duchten de loome, sluierige luchten en vluchten, zonder roep of ruchten. Prachten van goud en bonte verven liet zomer, loof en kruiden erven; zij gaan in groote glorie sterven. Een ziekelijk en kwellend vragen: waarom de schoone zomerdagen verscheiden, komt de harten plagen. Nu zijn in pijnen zielen, zinnen, om 't al te teer en innig minnen wat nimmer 't leven kan herwinnen. * * * Doch dan de storm! de goede haat, die gierend over de aarde gaat en honend land en harten slaat! Die zwiept uit stad de kranke lucht, uit ziel en oog de zieke zucht tot weenen om wat henenvlucht! Die jaagt van 't land den glans der smart, maakt kim en wolken licht en zwart, het blauw der heemlen kloek en hard! [pagina 89] [p. 89] Die drijft de droeve loovers uit, met huichelachtig klaaggeluid smijtend door 't land dien bonten buit! Kome de storm! de goede haat, die doodend door het sterven gaat, doch levensliefde in 't leven slaat. Vorige Volgende