Ravijnen(1922)–Mathias Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] De vreemde vogel (1919) [pagina 79] [p. 79] De vreemde vogel Hebt ge in de grijze valleien den vreemden vogel gehoord? Hem hebben geen lieflijke meien, geen rozige manen bekoord. Maar van lokkingen ver uit het vreemde, van liefde in gewaden van haat, van droomtocht door ijle beemden zingt hij zijn zang tot een daad. En van de opperste eenzaamheden in zilveren wolken, azuur en zon, van vergeten volken die streden, van narren aan tooverbron. Nu schalt er de dreigende luister, nu schatert de ontrustende pracht van zijn lied door het wankelend duister van bliksem-gekwelden nacht. Vorige Volgende