Ravijnen(1922)–Mathias Kemp– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 40] [p. 40] en om ellende werd gehaat.... Phantasmagorie Een zwerm van sterren, geel en vermiljoen rees traag, onraakbaar boven 't lage woelen der zwarte wolken van den noodweernacht en vulde heinde en veer den donkren hemel: een schrijnend schoon boven de groote rampen, die land en leven in de diepte sloegen: boven de steden waar de branden loeiden, en waar door poorten in de zwarte wallen stormen van vuur en wrange vlagen damp over de velden joegen,en wie vloden hulden in waden van zwaar-glorende asch. Boven de hoeven hing het tergend wonder, boven de hoeven door den storm gesmakt op slapend volk en vee, dat nu ontwaakt onder de puinen huilertd streed om 't leven; boven de kuilen, waarin grauwe wolven met rooden muil en groene glinster-oogen elkaar bekampten om het zachte vleesch van kleinen knaap, zoo even slinksch geroofd. Boven den brand van dor? en sterkte en stad, boven den schrik op 't vreeslijk eenzaam land, boven het kolken van d' orkaan, die toog geluk-verrijtend naar het donkere Oosten, daarboven rees in schrijnend schoon de zwerm van felle sterren, vermiljoen en geel. Toen heel de nacht dat vreemde wonder bleef en schooner werd in ongenaakbre rust, toen vloekten allen op het zwarte land dat schoon gebeuren, dat te dieper deed gevoelen, hoe hun vrede was vernield, [pagina 41] [p. 41] en duizend duizenden van harde vuisten rezen in 't roode licht der stage branden, en duizend duizenden van fonklende oogen blikten omhoog in machteloozen wrok naar 't schrijnend schoon der sterren, dat daar bleef. Vorige Volgende