128. A. Kempeneers. Hendrik van Veldeke en de bron van St. Servatius. Antwerpen, ‘Veritas’, 1913. (167 blz.)
‘Niets dus geeft recht om te besluiten tot nauwe betrekkingen tusschen onzen dichter en Maastricht’, zegt de schrijver van dit boek. Wat later opponeert hij tegen geleerden, die hem - zonder bewijzen - Maastricht laten bewonen, daar werken en dat nog wel eenigermate in den tongval dier stad. Intusschen ontkent de auteur tenminste niet dat Veldeke er toch wel vaker geweest zal zijn. Dit is overigens niet het groote probleem van deze studie. Het gaat om de latijnsche bron der St. Servaaslegende. De latijnsche voorbeelden zouden kunnen wezen: indirect nog een levensbeschrijving van den Heilige, ontstaan tegen het einde der zesde eeuw, dan Gregorius van Tours, twee eeuwen nadien moet weer een bewerking naar Gregorius' levensbeschrijving zijn geschreven, verder een handschrift uit de 10de eeuw, de ‘Vita Sancti Servati’ van Hariger en vooral Jocundus, die in 1088 zijn rijkelijk van legenden omrankte leven van Tricht's Grooten Heer boekstaafde. Omtrent deze latijnsche voorbeelden, waarover de geleerden het niet eens zijn, schrijft Kempeneers zijn beschouwing voor vakmenschen.