Bonte storm in zilver
De herdruk van ‘De bonte Storm’ plaatste mij tegenover een werk uit mijn verleden, dat overigens toch al geen jeugdwerk meer was. Ik had het, uit literair oogpunt beschouwd, niet meer onder ogen gehad en kende de inhoud nauwelijks meer. Belangstelling van buitenaf heeft deze herdruk bevorderd.
‘De bonte Storm’ is, sedert 1929, een uitdrukking geworden in de Nederlandse taal, die voordien daar niet in voorkomt. ‘De bonte Storm’ werd zelfs synoniem voor carnaval, vastenavond en carnavalviering. Men bezigt deze woorden meer en meer voor reclame-doeleinden... zonder over eventuele auteursrechten na te denken.
Herlezing van dit verhaal, dat men in het vrolijke volksleven van Maastricht in de jaren 1925-1928 situeren kan, confronteerde mij met mijn eigen jeugd. Natuurlijk drongen zich vergelijkingen op. Sedert die jaren is de vaak bedreigde Vastenavondviering ongetwijfeld veredeld, al was het maar omdat ze object voor vreemdelingenverkeer werd. Als folkloristisch verschijnsel is ze ook alweer enigermate verrijkt, met elementen die in wezen toch weer niet zo nieuw zijn.
‘De bonte Storm’ werd geschreven door een dàn jong auteur, vanuit een samenleving waarin ouderen niet de toon aangeven. Dit komt me nu zelf iets eenzijdig en misschien een tikje aan-