Huis van Nobi(1967)–Ido Keekstra– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] 31 augustus De dagen van de zomer liggen ver en vaag in mijn herinnering. Nu resten nog september en de herfst, het grijze einde achter ieder ding. Ach, met de herfst ben ik nog niet verzoend. September legt haar parelmoeren rag vergeefs, vergeefs op het ritselend gewag van dode voeten in dat bruin plantsoen. Wat zal ik zijn in de oktobermist? Waar zal ik wonen na de laatste oogst? Een dorre vrucht die, op de kiem verdroogd, wacht op het sneeuwen dat haar spoor uitwist. Laat toch, in 't ademloze van die nood boven de ijle sneeuwgrens van de tijd, Gods vreemde en zeer nabije onachtzaamheid een aarzelende hand zijn op mijn dood. (dit is een herziene versie. Zo wijzigde de dichter in de éénnalaatste regel ‘Uw’ in ‘Gods’). Vorige Volgende