Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. Tweede deel
(2001)–Lambert ten Kate Hz.– Auteursrechtelijk beschermdPE. | |
De Zakelijke Deelen.PEEP, in Pepel, papilio; Pepelkruid, ornithes folio levi; en Pepelink, homo tenellus, imbecillis; en Pepel-zót, delirus; en Peperlink, fungus; zie daer van bij PYP, in de II. Pr. | |
PY.PYP, in Pyp, Pype, fistula, tubus, dolium oblongum; caulis pennae, & mentula; Pyp-kruid, cicuta; Pype-staven, tabulae querneae minores; Zakkepyp, tibia utricularis, Pyper, fistulator; Pyp-touwen, organum pneumaticum tractare; Pypen stéllen, immodestè se gerere; Na ymands pypen dansen, ad ingenium alicujus se accommodare: en ook | |
[pagina 312]
| |
iets van ons † Pypen, Piepen, zie bij PYP, in de II. Rr. | |
PI.PIK, in Pikken, rostro ictum facere; zie daer van bij BAK, in deze Pr.
PIP, in Pip, Pips, en Pipsig, zie daer van bij PYP, in de II. Pr. | |
PL.PLAE, in Pladeren, Playeren, Plaren, zie daer van bij PLEEG, in deze Proeve.
PLAET, zie daer van bij VLET, in de II. Proeve.
PLAETS, zie daer van bij VLET, in de II. Proeve.
PLAG, in Plag het Praet: van Plegen; en † Plaggen, officio institoris cerevisiarii fungi; en Plagge, peniculus, & instratum; bij 't volgende PLEEG, in deze Proeve; en Plagge, macula; bij BLYK, in deze Pr.
PLAK, bij BLYK, in deze Pr.
PLAT, bij VLET, in de II. Pr. | |
De Wortel-en Zaek-deelen.PLEEG, en PLAG &c, in ons PLEGEN, PLAG (ook wel Onreg: PLEEG, PLEGT, en PLAGT), in Praeter: Partic: † GEPLOGEN, IV. CL: 1, solere, in more habere, usu exercere: 't versletene, Praet: Part: † Geplogen, assuetus, usitatus, solitus, en † Ongeplogen, inusitatus, vind men nog bij Kiliaen. Dus ook H-D, Pflegen / pflag en pflog (in Subj: Pflöge) / gepflogen / III. CL: 2, solere in more habere; & curare, observare, fovere, & mulcire. Tot Pleeg behoort ons † Plege, † Plég, en met den uitgang T, ons † Plegt, nu Pligt, m: & f: H-D, Pflicht / F, usus, consuetudo, & tr: Officium, debitum, ministerium, & census, als † behelzende de gewoonte van elks toegeschikte bedrijf; en oulings † Pliet, cura, observatio; en 't H-D Pftege / F, cura, curatio, & praefectura; waer van ons Plegen, I. CL: oul: ook † Pliën, H-D, Pflegen / I. CL: agere, exercere, fungi, curare, & procurare; welk Plegen, I. CL: bij ons ook in den zin van solere in zwang gaet, uitgezondert dat het Praeteritum Part: Gepleegt, alleenlijk den zin van exercere, committere, fungi, behoud: en hier toe mede 't A-S, plegere / actor; en A-S, plaegan / plegan / I. CL: Angl: plaeye / ludere, als geoeffent in Toneelspelen; waer tegen men ook in de Brab: en Vla: Dialect heeft Pladeren, playeren, Plaren, I. CL: ludere, jocari, nugari. Verder ons Raed-plegen, I. CL: consultare; Pligt-plegen, I. CL: officia praestare; en H D, pfleger / M, curator, procurator; en ons † Land-pleger, m: Praesectus provinciae. Voorts ons Verpligten, ook oul: † Verplegen I. CL: obligare, devincire, obstringere officio; en † Verpligt, n: Pactum, foedus; en ons Adj: † Plégtig, nu Pligtig, debitus, obligatus; Dyk-pligtig land, ager obligatus ad conservationem aggeris; Medepligtigen, complices; en Hand-pligten, I. CL: uti, frui, manu tractare; en ons Plégtig, solennis, als verzelt met gewoone statelijke pligtplegingen en eerbewijzingen, voornaemlijk bij Feesten, of Inwijdingen van Vorsten en groote Heeren &c. Verder onze oude spreekwijze † Uit de plégt doen, emancipare; en 't Vlaemsche Plégten, I. CL: A-S, plihtan / I. CL: Angl: plichte / spondere merces esse probas ut decet. Nog ook het Geldersche Plégt, oulinks bij ons † Pligt, nu bij Ons met EI, in steê van EG (volgens onze V. Dialectregel wegens de EI.) Pleit, n: Judicium, lis, litigium; unde Gall: Plaid, Ital: Piato, Hisp: Pleyto, als eene verhandeling en strijd wegens de pligtigheid en 't regt van ymands bedrijf: waer van 't Geldersche Plégten, pligten, I. CL: en ons Pleiten, I. CL: Brab: en Fland: Pladeren, playeren, | |
[pagina 313]
| |
I. CL: agere lites; unde Gall: Plaidoyer, Ital: Piatire Hisp: Pleitear: hoewel ook dezen uit den zin van curare, procurare, kunnen ontleent zijn, dewijle den Pleiters de bezorging van 't geding is aenbevolen; gelijk ook in 't gemelde A-S, plegere / actor; wordende met een het strijdgeding uitgebeeld in het A-S, plaega / pleg-hus / pleg-stowe / Palaestra, theatrum: en hier op schijnt te passen ons Plégt van 't schip, prora, als de strijd-of schouw-plaets; en Plégt-anker, n: Sax: plicht-anker / ancora sacra; & tr: extremum perfugium, als behoorende tot de plecht, en 't gene gespaert word tot de uiterste nóod.
Tot het Praet: Plag, in den zin van Dienst-pleginge, hebben we ons † Plaggen, I. CL: officio institoris cerevisiarii fungi; maer in den zin van gebruikt en afgesleten te zijn, komt ons Plagge, vodde peniculus, pannus tritus, nullius valoris; van welke oud verbruikte doeken en linnens, vermits tot omslag en inpakking dienende, de naem komt van ons Plagge, omslag, segestre, instratum, Gall: enveloppe.
Dog tot het Zakelijke Deel met O (gelijk ook 't Praet: in 't Hoog-Duitsch) of met de gelijkwaerdige OE of U, ons † Plugt, debitum; en, zo 't mij toeschijnt, ook ons Ploeg, m: Administrantium distributio muneris, quâ quisque sua colligit agenda; en 't H-D, ampt-pflug / M, conditio vel status muneris; en daer van, Met iemand Ploegen, I. CL: conjunctim cum aliquo rem administrare vel agere. En mooglijk ook hier van ons Ploeg, m: H-D pflug / M, Sax: ploch / Angl: ploug / aratrum; vermits een werktuig om het Land te breken, en bequaem te maken tot zijn plicht, dat is, tot zijn vrugtbaerheid; of, zo men den zin van Plegen, curare, procurare, & apud Germanos, Fovere, mulcire, daer toe verkiest, zou 't op de koestering en 't gedwee maken van den Grond zijn opzicht hebben: waer van verder ons Ploegen, I. CL: H-D, pflugen / I. CL: arare. Dog het Vlaemsche Plucht, f: Fortuna, casus, eventus, & periculum, en 't A-S, pleog en pliht / periculum, en plion / periculis objicere, welker gedaentens ten volle op dezen Stamboom passen, schijnen voornamelijk te zinspelen op de gewoone hachlijkheid en 't gevaer omtrent de uitkomst der dingen. Maer ons Plug, plugge, f: Res vilis, & nullius valoris, scabiosa, impolita, schijnt, even als ons vorige Plagge uit het andre Praeter:, op 't verbruiken en de versletenheid te zien; en verder overdragtelijk daer uit ons Plug, m: Homo incompositus, rudis, impolitus, als of men zeide een Voddig Mensch: en zoo mede ons Plugge, plug, f: Clavus ligneus, cuneolus, als wordende gemeenlijk slegts van een dikken splinter, of van verbruikte planken, of verbezigt hout gemaekt; en daer van weder ons Pluggen, I. CL: clavis ligneis figere. | |
De Zaek- of Wortel-deelen.PLÉG, en PLÉGT, in † Plég, † Plégt, usus, tr: Officium &c; Plégtig, olim debitus, nunc solennis; Uit de plégt doen, emancipare; † Plégten, spondere merces esse probas; en Plégt, judicium, lis, litigium; en 't Geldersche Plégten, agere lites; in Plégt, prora; en Plégt-anker, ancora sacra; extremum perfugium; zie bij 't vorige PLEEG, in deze Pr.
PLEIT, in Pleit, en Pleiten, litigare, &c; zie bij 't vorige PLEEG, in deze I. Proeve, en in Pleite, navis plana; zie bij VLET, in de II. Pr.
PLÉK, in Plék, pagus, vicus, & macula; en Plékken, maculare; zie daer van bij BLYK, in deze I. Proeve.
PLÉT, in Plétten, zie daer van bij VLET, in de II. Proeve.
PLIGT, in Pligt, Pligtplegen, Verpligten, Pligtig, Dykpligtig, Medepligtigen, en ons oude † Pligt, judicium, lis, litigium; zie bij 't vorige PLEEG, in deze Proeve.
PLOEG, in Ploeg en Ploegen, zie daer van bij 't vorige PLEEG, in deze Pr. | |
[pagina 314]
| |
PLOK, in 't Vlaemsche Plokken, carpere, vellere; en ons Plok-hairen, evellere capillos, manibus concertare; en ons Plókpénning, en In eenen plók, zie daer van bij 't vorige LUIK, in deze Proeve.
PLOMP, in Plomp, en Plompert, zie daer van bij † LIMP, in de II. Proeve.
PLOOG, in † Geplogen, assuetus; en † Ongeplogen, inusitatus; bij 't vorige PLEEG, in deze Pr.
PLOOK, in † Ontploken, expansus; en † Ploke, plicatura, clausura; en † Ploken, I. CL: claudere, & plicare; bij LUIK, in deze Proeve.
PLÓÓSCH, in 't Vla: Ploosche, en Plooschen, bij PLUIS, in deze Pr.
PLUG, en PLUGT, in † Plugt, debitum; en 't Vlaemsche Plugt, fortuna, casus; & periculum; en Plug, res vilis, & homo incompositus, & cuneolus; en Pluggen, clavis ligneis figere; zie daer van bij 't 'vorige PLEEG, in deze Proeve.
† PLUIK, en † PLOOK &c, in ons † Pluiken, † Plook, † Geploken II. CL 2, claudere, plicare; en † Ontpluiken, II. CL: 2, explicare, aperire, expandere; zie verhandelt bij 't vorige LUIK, in deze Proeve. | |
De Wortel-en Zaek-deelen.PLUIS, of PLUIZ, en PLOOS &c, in ons PLUIZEN, PLOOS (oulinks ook PLóóS in Sing:), GEPLOZEN, II. CL: 2, detergere, extergere, scalpere, polire, mundare; unde Gall: éplucher; en Uit-pluizen, II. CL: 2, mundare, polire, & gnaviter examinare; en De beurs Pluizen, II. CL: 2, exenterare marsupium.
Tot het Wortel-deel van den Infin: ons Adj: Pluis, tersus, extersus, mundus, purus, als waer van 't onreine is afgeplozen: en de spreekwijze 't Is 'er niet pluis, latet anguis in herba, non illic est ut oportet: Dog wederom 't Subst: Pluis, pluize, f: Pluisje, n: Villus, floccus, tomentum, minima avulsura panni vel plumarum &c; en Pluizery, f: Pluisel, n: Scruta, quisquiliae; als 't afgeplozene, 't onreine en voddige zelf; en daer van Pluis-mérkt, f: of met agterlatinge van de Alam: P, die in steê van BE komt (zie Grondsl: II. Verhandeling § XXVIII.) ook Luize-mérkt, f: Forum scrutarium, alwaer men de Vodden veilt. Verder ons afgeleide Verbum Pluisteren, I. CL: plunderen, diripere, compilare; en overdragtelijk, ziende of op 't ernstig doorzoeken der plonderaers, of op 't bovengemelde uitpluizen, ons Pluisteren, I. CL: scrutari, perscrutari. Dog nog ook met agterlatinge van de Allem: P, schijnt hier toe te passen ons Luizen, De beurs Luizen, I. CL: en uit het Praeter: het H-D, lausen / I. CL: marsupium exenterare, gelijk mede ons Luis, Luize, f: A-S, lus / Ysl: lus / F, H-D, laus / F, Angl: lowse / lyse / louse / pediculus, vermits uit de kleederen te pluizen; waer van weder ons Luizen, I. CL: H-D, lausen / I. CL: venari, legere pediculos; en overdragtelijk ons Luizen, vijgezaet, grana fici, vermits in 't kraken en in maeksel gelijk aen de Neten der Luizen.
Tot het oude Praeteritum met óó het Vla: Plóósche, pelle, siliqua, vermits af te pluizen; en daer toe 't Vlaemsche Plóóschen I. CL: pellen, deglubere, decorticare. | |
De Zaek- of Wortel-deelen.PLUK, in Plukken, en Plukhaeren, zie daer van bij 't vorige LUIK, in deze Proeve. | |
PR.PREES, of PREEZ, in Prees en Preze, Praeter: Ind: & Subj: en Geprezen, Praet: Part: van Pryzen, zie bij 't volgende PRYS alhier. | |
[pagina 315]
| |
De Wortel- en Zaek-deelen.PRYS of PRYZ, & PREES &c, in ons PRYZEN, PREES (in Subj. PREZE), GEPREZEN, II. CL: 1, Laudare, verbis extollere, unde Gall: Priser: en H-D, preisen / priesz en preisete / gepriesen en gepreiset / II. CL: 1. en I. CL: laudare: en ons Mispryzen, II. CL: 1. in Praet. Part. Misprezen, H-D, mis-preisen / II CL: 1. en I. CL: improbare, contemnere; en ons Volpryzen, II. CL: 1. plenè laudare, in Praet: Part: Volprezen.
Tot het Wortel-deel van den Infin: ons PRYS, m: H-D, preis / M, Angl. preise / Laus; & premium; & bravium, victoriae premium, unde Hisp. Prezi; waer van 't H-D, preisen / I. CL: laudare. Maer, dewijl de Handelaers, als ze hare koopmanschap op geld stellen, gewoon zijn die op het hoogste elk aan te prijzen, of ook, vermits in 't verkoopen het bedongene geld als eene premie of wederloon voor de verhandelde waren mag aangezien worden, zo vloeit niet oneigentlijk hier uit een overdragtelijke zin van Prys, M, gelding, Pretium, Gall: Pris, Prix, Ital: Prezzo, preggio, Hisp: Precio, Angl: Price; waar van ons † Pryzen, I. CL. Op prij zetten, Angl: prise / nu meest met een Walschen Bastertstaert Pryzeren, I. CL: pretium imponere, Gall: priser; alleenlijk houd mij nog in twijssel of niet het Fransche Pris bij verloop en inkortinge zou konnen gekomen zijn van 't Latijnsche Pretium, en 't onze wederom van dat Fransche. Immers dat ons andere Prys f: † Prynze, buit (captura, praeda, Gall: prise, & prinse, Hisp: presa, Angl: pryse) een bastertkind is, ontleent van het Fransche Pris (verovert) het Praet: Part: van Prendre (nemen, veroveren) vind ik klaer genoeg. | |
Het Zakelijke Deel.PRUIS, in 't Vlaamsche Pruisschen, infervere cum murmure; zie daer van bij BROUW, in de I. Pr. en by RIES, in de II. Pr.
1717 9/m |
|