| |
| |
| |
XXIX. Hoofddeel.
Van den derden rang der Hoogduitsche werkwoorden.
DE ONGELYKVLOEYENDE VERBA, die wij onder deze Classis schikken, veranderen (gelijk ook onze Nederduitsche van den IV. Rang) hunnen Accent-Klinker bij 't Praeter: Imperf: en bij 't Praeter: Partic: elk op eene bijzondere wijze, naemlijk aldus.
| |
I. de regelmaet van de vocaelwisseling is.
No: 1. | De I in Infin: verwisselt bij 't Imperf: Indic: in A (ook wel O) / en in Subj: in ü / en bij 't Praeteritum Particip: in U of O.
als, Binden / ligare; Band (in Subj: Bünde) / Gebunden. |
No: 2. | De E in Infin: verandert bij 't Imperf: Ind: in A (ook wel O) / in Subj: ü (of ö) / en bij 't Praet: Part: in O.
als, Sterben / mori; Starb (in Subj: Stürbe) / Gestorben / enz. |
Aenmerk:
(I.) | Die van No: 1. hebben daerenboven bij de 2. Pers: Sing: en de gantsche Plur: van 't Praet: Imperf: Indic: nog een tweede soort van Vocaelwisseling, naemlijk U in steê van A / als, ich & er Band / du Bundest; wir & sie Bunden / & ihr Bundet: en die van No: 2. insgelijks in Praet: Imperf: O (of U) in steê van A; als, du Sturbest (of Storbest) / wir & sie Sturben (of Storben) / ihr Sturbet (of Storbet); en dat ook wel bij de 3. Pers: van 't Praet: Imperf:. Dog de Voorbeelden van deze Verandering bij die van No: 2. vind ik bij onzen Schrijver Schottel (Bödiker vermeld ons van deze Bijzonderheden niet) zo zwevend en ongelijk, dat ik onzeker stae, of men dit moet toeschrijven aan Drukfeilen, of niet, dan of 't ook wel aen 't verkeerde uitkiezen van 't Gebruik te wijten is: waerom ik dit voor Hoog-Duitschers zelf overlaet, om uit de verschillige Gebruiken de geregelste te kiezen, alzoo die zelf best behooren te weten wat hunne Taelgewoonte lijden kan. |
(II.) | Behalven dit, zo verruilen dezen van No: 2. bij de 2 en 3. Pers: Sing: van 't Praes: Indicat:, als mede bij den Imperat: hun- |
| |
| |
| ne natuerlijke E in I; even als die van No: 3. bij de II. CL: als, ich Sterbe / morior, du Stirbest / er Stirbet; en in Imperat: Stirb du. Dit houd netter streek, als die vorig-gemelde soort van Vocaelwisseling bij dezen van No: 2. |
| |
II. De regelmaet van de terminatien is even als bij die van den II. rang.
Tot die van No: 1. behooren.
Be-ginnen / Began / Begunnen & Begonnen / incipere; dog heeft ook in Praet: Indic: Beginnete & Begunte / & in Subj: be-Günte / & in Praet: Part: be-Gont. |
Binden / Band / gebunden / ligare; dog Bänndigen / I. CL: domare, frenare. |
Dringen / Drengen / premere, Drang / gedrungen. Dog Drengen / Trengen / molestare, premere, is van de I. CL: volgens Bödiker. |
Finden / Fand / ge-Funden / invenire. |
Ge-lingen / Gelang / Gelungen; bene succedere; ook wel Ge-lung in Imperf: bij Bödiker. |
Ginnen / zie in be-Ginnen. |
Hinken / Hunck / ge-Huncken (bij Bödiker), claudicare. |
Klingen / Klang / ge-Klungen / sonare; ook wel Klung bij Bödiker: bij ons Klinken, II. CL: (sonare). |
Lingen / zie in ge-Lingen. |
Ringen / Rang / ge-Rungen / luctari; dog ümringen / I. CL: circumdare. |
Rinnen / Rann / gerunnen; fluitare, destillare. |
Schinden / Schand (of Schund) / ge-Schunden / abradere. |
Schlingen / Schlang / ge-Schlungen / flexibus tortuosis nectere, & deglutire: Dog Schlingern / I. CL: vibrare. |
Schwimmen / Schwamm / ge-Schwummen & ge-Schwommen / natare: Dog Schwemmen / I. CL: adaquare, lavare equos in aquario. |
Schwinden / Schwand / ge-Schwunden / tabescere; zoo mede ver-Schwinden / evanescere; dog Schwenden / ver-Schwenden / I. CL: prodigere, dissipare; volgens Bödiker. |
Schwingen / Schwang / geschwungen / nutare: dog Bödiker zet Schwung in Praet: Imperf:. |
Singen / Sang / ge-Sungen / canere: bij Bödiker Sung & Sang. Dog Sengen / I. CL: adurere. |
Sinken / Sank / ge-Sunken / decidere; bij Bödiker Sunk & Sank; dog Sencken / I. CL: demergere. |
Sinnen / Sann / ge-Sunnen & ge-Sonnen; animo volvere, & exposcere aliquid: dus ook be-Sinnen / be-Sann (Besonn) / Be-sonnen / pensitare. |
Spinnen / Spann / Gespunnen & Ge-Sponnen; nere. |
Springen / Sprang / Gesprungen / saltare: dog Sprengen / An-sprengen / spargere, aspergere, I. CL:. |
Stincken / Stanck / Ge-stuncken / bij Schottel Stank & Stunk / putere. |
| |
| |
Trinken / Trank / ge-Trunken / bibere; en Trunk / bij Bödiker. Dog Träncken I. CL: adaquare. |
Winden / Wand / gewunden / torquere, vincire. |
Winnen / Wann / ge-Wonnen / vincere. Dog Schottel zet ook Winden / vincere; waer van uber-Winden / victoriam reportare. Wijders ge-Winnen / ge-Wann / ge-Wonnen / lucrari. |
Zwingen / Zwang / ge-Swungen / cogere; Dog Zwängen / is I. CL:. |
Voeg hier bij
Schenken / munerare; & infundere vinum, Schank / geschunken; dog ook Schenkte / geschenket / als I. CL: dus mede be-Schenken / muneribus honorare. |
Voorts derzelver Composita.
Tot No: 2.
Be-fehlen / be-fahl / be-fohlen / mandare: het Simplex Fehlen / is buiten gebruik; dog Fehlen / deficere, I. CL:. |
Behren / zie ge-Behren. |
Bergen / Barg / ge-Borgen / celare; dus ook ver-Bergen / occultare; dog Borgen / mutuare, in Praet: ge-Borget / I. CL:. |
Bersten / Barst (& Borst) / ge-Borsten / disrumpi: dog Bürsten (met de Borst afkeeren) I. CL:. |
Brechen / Brach / ge-Brochen / frangere. |
Derben / zie in ver-Derben. |
Dreschen / Dröschen / triturare, Drasch & Drosch / gedroschen: bij ons Dorschen, I. CL: triturare. |
Er-schrekken / Er-schrak / erschrokken / perterreri; dog Er-schrekken / perterrefacere, I. CL:. |
Fehlen / zie in be-Fehlen. |
Ge-behren / Ge-bären / párere; Gebar / Gebohren. |
Gelten / Galt / Gegolten / haberi, aestimari; en ent-Gelten / ent-Galt / ent-Golten / mulctam pati. |
Helfen / Half / geholfen / juvare. |
Nehmen / Nahm (of Namm) / genommen / capere. |
Pflegen / Pflag (& Pflog) / gepflogen / (solere; & curare); dog is ook I. CL: en Onregelm: No: 14. |
Quellen / Quall / gequollen / scaturire. |
Rechen / Rach (& Roch) / gerochen; vindictam sumere; dog Rächen / vindicare, I. CL: Bij ons Wreken, II. CL: vindicare. |
Schelten / Schalt / ge-Scholten / reprehendere, convitia dicere, reprobare. |
Schmeltzen / Schmaltz & Schmoltz / ge-Schmoltzen / liquere: dog Schmeltzen / liquefacere I. CL:. |
Schrekken / zie Er-schrekken. |
Schwellen / Schwall / ge-schwollen / inflare; Dog Schwellen / verschwellen / limen subjicere, I. CL:. |
Sprechen / Sprach / ge-sprochen / loqui. |
Stechen / Stach / ge-stochen / pungere, figere, celare: Dog Stecken / pungere, figere, indere; I. CL: volgens Bödiker. |
Stehlen / Stahl / ge-stohlen / furari. |
Sterben / Starb / ge-storben / mori. |
Treffen / Traff / ge-Troffen / attingere. Dog Trieffen / Troff / getroffen / stillare, &c. is van de II. CL: z. |
| |
| |
Ver-derben / Verdarb / Ver-dorben / perire, corrumpi; dog Ver-derben / corrumpere, I. CL:. |
Werben / Warb / geworben / negotiari; & er-Werben / er-Warb / er-Worben / acquirere. |
Werden / Ward / geworden / fieri. |
Werfen / Warf / geworfen / jacere, projicere. |
Dus ook de verdere Composita.
|
|