Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. Eerste deel
(2001)–Lambert ten Kate Hz.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |||||||||||||||||||||||
VI. Hoofddeel.
|
in Infinit: | Imperf: | Praeter: Partic: |
---|---|---|
A. BRÉNGEN, adferre | BROCHT en BRACHT | {GE-BRÓCHT en} {GE-BRACHT.} |
A. DENKEN, cogitare | DÓCHT en DACHT | {GE-DÓCHT} {en GE-DACHT.} |
A. DUNKEN, putare, videri | DÓCHT en DACHT | {GE-DÓCHT} {en GE-DACHT.} |
DUNKEN, videri, word ook als een Imperson: gebruikt, dat een Pronomen Personale bij zig vereischt in Dat:, als My dunkt, Hém dunkt, het heeft My gedócht, enz:.
A. KOOPEN, emere | KÓCHT | GE-KÓCHT. |
A. ZOEKEN, quaerere | ZÓCHT | GE-ZÓCHT. |
Voorts derzelver Composita.
Aenmerk:
(I.) | De verdere verandering der Terminatien schikt zig op den zelfden voet als die van de I. CL:. |
(II.) | De Subjunct: heeft bij 't Praet: Imperf: in de 1: & 3. Pers: Sing: ook E agteraen; als, Ik en Hy KOCHTE, enz:. Op deze wijze wierd eertijds en ook nog wel, schoon zelden, 't Praet: Imperf: van den Indicat: gevormt. Dog, om onderscheid te houden tusschen Indicat: & Subjunct: is de hedendaegsche gewoonte, van in Indicat: die E agter af te laten, te prijzen. Uit twee gebruiken is het best onderscheidende te kiezen. |
- margenoot+
- Van de en ONGELYK-VLOEYENDE VERBA, veranderende in Imperf: en in Praet: Partic: op OCHT of ACHT.