Aenleiding tot de kennisse van het verhevene deel der Nederduitsche sprake. Eerste deel
(2001)–Lambert ten Kate Hz.– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
Onderzoek over onze Nederduitsche letterklanken
| |
[pagina 110]
| |
haer onderscheid ontstaet, en ook weinigen, die zig teder genoeg van gehoor toonden om 't fijne onderscheid te agterhalen. Onder de genen die, na hare uitspraek luisterende, meer klanken bemerken, dan ons Letters door 't gebruik zijn nagelaten, en daerom nieuwe Letters of Teekenen zouden willen invoeren, vind men meest al, dat ze zig ten onregte stooten aen de dubbel-ledige gedaente van sommigen onzer Letteren, als CH, OE, EU enz: en deswegen met eene noodelooze menigte van nieuwe Letterteekenen den Lezer zouden bezwaren, voegende bij dezen misslag nog een' nieuwen, van hare vinding of schikking tot een algemeen gebruik sterk aen te prijzen, als geen onderscheid makende tussen 't gene tot het daaglijkse bedrijf vereist word, en tussen 't Naeukeurige ('t Critique) dat voor de Letterkundigen dienstig is. Weinigen vond ik ook, die niet of op strijdige of op verstrooide grondslagen redeneerden, en niemand die uit eenvoudig begin alle zijne reden-gevingen over die stoffe ging afleiden. Hoe gebrekkig veelal tot nog toe over dit stuk gehandelt zij, elk nogtans zingt even hoog een toon, ja de minste die ooit Letter aen den druk vertroude, durst meesterlijke tael voeren, even of hij den Gordiaensen knoop zonder 't zwaerd van Alexander wist te ontbinden, en wetten, of ten minste raedgevingen, voor te schrijven, die elk redelijk mensch behoorde te volgen. Ik voor mij ben al langen tijd in dat zelfde gevoelen geweest, 't welk ik onlangs bij onzen Vader der Nederduitse Digteren J.v. Vondel in de Voorreden van zijnen Palamedes vermeld vond, naemlijk, dat hij ten opzigte van de Spelling' meest den gemeenen sleur volgde, uitgezeit in weinige dingen, als ook agtende dat 'er zo veel niet aen gelegen is, als zig sommigen wel inbeelden; zeggende ook een weinig verder, dat, zou men hier af iet zekers besluiten, het noodig ware, dat een tweede Cadmus verreze, die meer Letters vond, en het A-Bee verrijkte, en dat wij vooreerst de Grieksche Eta, en de Deensche OE moesten invoeren, en daer tegens eenige Letters mogten verwerpen. Dog zulk een hervorming van 't Gebruik verwekte ligt een bittre Lettertwist; men houde mij ten goede dat ik die kibbelingen niet veel tijd-spilling waerdig agte; naeulijks zou ik lust hebben om rekenschap van mijn gewoonte van spellen te geven, veel min om eenen ander daer in lessen voor te schrijven.
N. Ik eisch ook nogte 't een nogte 't ander: maer ik doelde op uwe Aenmerkingen, die gij voor eenige jaren over die stoffe op het papier bragt, op dat we hier na met vrugt mogten spreken over 't gene ik wegens de onderscheidene Spreekwijzen (Dialecten) te vragen heb.
L. Dat onderzoek ondernam ik wel eer om mij zelf te voldoen, en dit opstel maekte ik ten dienste van een mijner vrinden, die reets een ruuw denkbeeld bezat van 't verschil onzer Dialecten: dog deze Aenmerkingen zien alleen op de Critique Spel-kunde, zonder 't Gemeene gebruik daer aen te verbinden. Ga naar margenoot+Ik merk de Letter-Spelling tweesints aen, voor eerst als Burgerlijk (Po- | |
[pagina 111]
| |
litice), hebbende haer opzicht op zulk een Algemeen en doorgaend Gebruik, waer in de Voornaemste Schrijvers meestendeels over een komen; en ten andere als Natuerkundig en Naeukeurig (Physicè & Criticè), rustende op een natuerkundige Overweging van de onderscheidene Klankvormingen, en op een naeukeurige Rede-schifting op zulk eene Overweging gebouwt. De Burgerlijke, welke op het doorgaende agtbare gebruik is gevest, is bij mij van zulk een gewigt, dat ik die ten eenemael aenzie als een Gewoonte-regt, 't welk tot de Gemeente behoort, en dies ook voor zoo verre haer geheiligt ontsach verdient, op dat men niet vervalle in beklaaglijke verwerringen en moeite, door strijdige Spellingen, die den zin der woorden verbijsteren; en op dat ook niet alle de agtbare en lofwaerdige schriften onzer beroemde Letterhelden in hare verdiende waerde en eere verkort, en voor den naekomeling minder nut werden. Politicè dan rust ik in het agtbare Gebruik zonder tegenstribbeling, zonder andere gewoonte te willen invoeren, schoon 'er bij uitpluizing (Criticè) wat op te zeggen is. Zoo vind ik ook dat ieder Tael politicè een eigen Gebruik van Spelling heeft, dat onder hare Geleerden doorgaet en stand houd, schoon 'er Physicè vrij wat aen hapert, waer van het Fransch ons een aenzienlijke proef verstrekt. Indien 50 jaren herwaerts elk onder ons op dien voet zig gehouden had, geen vreemdeling zou reden gevonden hebben om te klagen over de velerhande Spelling bij de hedendaegse Nederduitsche Schriften. Dog als Physicus agt ik dat het elk vrij staet om op zijn naeukeurigst (criticè) deze Stoffe te onderzoeken, als kunnende geschieden niet alleen zonder hinder of leed te doen aen 't Gemeen, maer met vrugt, tot opscherping van 't verstand, om te leeren kennen, wat Klanken tot onze Tael behooren; waer in ze onderscheiden zijn; hoe die gevormt worden; welke gemengt zijn, of niet; welke Letterteekens ons door 't Gebruik overgelevert zijn, om die uit te drukken; of we ook voor elken bijzonderen Klank een bijzondere Letter hebben, dan of niet een zelfde Letterteeken te mets voor meer als eenerhanden Klank dient, en of niet wederom eenige gemengde of dubbele Klanken door eene enkele Letter worden uitgebeeld; in welk criticq onderzoek voor al te betragten is, dat men zo min nieuwe teekenen neme, en zo min van de gewoonlijke of meest bekende afwijke, als eenigsints mooglijk is, op dat niet door te veel vreemds de moeilijkheid meerder werde dan het nut: Wijders strekt zulk een onderzoek niet alleen tot vermaek van dien, die lust schept in 't Natuerkundige, maer ook om door dit middel de eigenschappen der onderscheidene Dialecten elkander ten netsten verstaenbaer te kunnen voorstellen.
Ga naar margenoot+N. Ik wist wel dat we hier in op eene hoogte lagen; zeker, zo lastig en beuzelagtig de gewoone kibbeling en streng-houding omtrent de daeglijkse Spelling mij voorkomt, zo heerlijk en waerdig agt ik dit uw gemelde Critique en Physique onderzoek; vermits hier in zig openbaert de | |
[pagina 112]
| |
hoog-verwonderens-waerdigheid van de weinigte der klanken, door welken niet alleen de woorden van onze Tael, maer ook van alle Talen, die elders zijn, gevormt worden. Dus wandelen wij langs den weg en 't voet-spoor onzer al-oude wijze Voorvaderen, die eertijds door natuerkundige beschouwingen en zeer-naeu-luisterende opmerking dit tedere onderscheid der Klanken zo verre hebben uitgevonden; dat ze daer door den grondslag leiden van alle volgende Letter-geleertheid, toen zij deze vinding verrijkten met Merkteekenen of Letters om ieder dier gevondene Klanken te verbeelden: hier uit sproot dan deze Onwaerdeerlijke Kennis van in geschrift door weinige Teekens onze gedagten aen een ander te doen verstaen; terwijl men te voren zonder deze wetenschap, op zijn best, niet nader zig kon uitten, dan armmoedig door Characters of Merken die ijder voor een woord of zaek dienen, na den trant van 't oude Gebruik der Egiptenaren en van 't hedendaegse der Chinezen, waer toe een onnaspeurlijk getal van Teekens van nooden is, en 's menschen levenstijd te kort schiet in 't leeren, uit hoofde van de onnoemelijke verscheidenheid der zaken.
Ga naar margenoot+L. Mijn Heer wekt mijne verwondering op nieuws weder op; want de vinding van 't Onderscheid der Letter-klanken agt ik, dat in schranderheid opmag tegen de edelste, die ooit uit 's menschen herssenen voortquam. Om door Characteren ieder woord of zaek te leeren uitbeelden, wierd meer Werklijkheit dan hoogen Geest, meer Onvermoeitheid dan naeukeurig Onderzoek vereischt. Maer wat anders had het in, die snelle t'samenkoppeling te onderscheiden, en te vinden uit hoe weinigerlei klanken die bestaen; jae laet ijder vrij, hoe fijn zelf van gehoor, (mits dat hij onbedreven zij in Zang- of Speel-konst) een ervaren' konstenaer bezig vindende op snaer op pijp, eens naespeuren uit welke bijzondere klanken 't gezang en de leiding van 't geluid bestae: verre van daer; zo de roering wat snel gaet, hij zal ze niet kunnen tellen; en onvergelijkelijk sneller dan de snelste Toon-leiding rollen de Letterklanken over onze tonge; ja zelf zo snel dat niemand de klanken kan onderscheiden van eenen die hem een vreemde tael te voren spreekt, niet tegenstaende hij de klanken van zijne eigene spraek, die van gelijke natuer en slegts in t'samenschikking verschillende zijn, reets naeukeurig heeft leeren ontleden. Met regt mogen wij dan uitroepen, ó, hoe fijn van oordeel hoe naerstig in 't onderzoeken zijn die Geesten geweest, die allereerst zo edel een klankschifting' hebben uitgevorscht!
Ga naar margenoot+N. Hoe komt u de bedenking der Geleerden te voren die de Lettervinding ouder dan den Zundvloed stellen?
L. Zo die waer was, hoe zou 't begrijpelijk zijn dat eenigen van Noachs nakomelingen, als tegenwoordig nog de Sineesch, en eertijds de Oud-Egiptenaer, dien lastigen uitdruk van Characteren zouden onderhouden hebben? Wien zou 't gelusten, die immer geleerd had met dertig Letter- | |
[pagina 113]
| |
teekenen, of minder, alle zijne gedagten uit te drukken, zig over te geven tot een gebruik daer in hij met andere honderd-duizend minder vermogen zou dan met die dartig? zelf die Characterkonst, hoewel naer alle schijn de oudste, vermits gemaklijkst te vinden, en schoon ijder schrander Huisvader van de eerste tijd bevoegt en bequaem was om onder zijne Huisgenooten zulk een konst vast te stellen, is waerschijnlijk van nog jonger dag als Noachs tijden; ware het anders geweest, men had ligtelijk onder alle Volkeren sedert de Verspreiding een algemeen overblijfsel daer van gevonden; terwijle in tegendeel niet boven twee of drie Volkeren die gebruikt hebben, waer van ijder, vermits verre van een gescheiden geweest zijnde, als eigen vinder van zijne Characteren te schatten is. Maer om weder ter zake te komen. Het vermaek in de natuerkundige beschouwingen heeft mij wel eer tot het Critique onderzoek van die stoffe aengespoort. Geen hinder nogte verwarring kan 'er ook spruiten uit dit onderzoek, om dat het gevondene niet tot daeglijks Gebruik, daer nieuwe Teekenen boven de Letters te lastig komen, maer slegts als een Natuerkundige overweging word voorgestelt; alschoon men dan dwaelde in zijn' grondslag, het behoeft niet verder als Stellinger-wijze (Systematicè) aengemerkt te worden. En, zo 'er al onder de Critique onderzoeken metter tijd eenige manier zig opdoen mogt, die zonder gevaer van verwarring, zonder veel moeite, dienstig zou konnen zijn voor 't Gemeen, die keure zou ik rekenen aen niemand beter te behooren als aen 's Lands Hooge Overheid, 't zij Haer EE: of door voorgang of door last zulk een nieuw Gebruik gelusteden te wettigen en te doen gelden.
N. Dit voorberigt is genoeg om te verwittigen met welke oogen men uw Opstel van 't Onderzoek diene aen te zien. Na mijn geheugen, van toen ik het zag, hadje uit keurlijkheid de Spelling van 't zelve in uwe Critique form gebragt, om alzoo in eenen opslag te kunnen gewaer worden, waer in, en hoe weinig uwe gewoonlijke Spelling (die gij na 't agtbare Gebruik schikt) van deze Critique verschilt. En, dewijl we 't hier in eens zijn, dat dit Onderzoek als een Voorlooper den weg dient te baenen, om de beduidinge der Dialecten gemak en licht toe te brengen, zo verwagt ik ook niet anders als uw toestemmen, dat dit uw Opstel onmiddelijk hier op volge; verzoekende wijders het zelve nu nog eens nader te mogen overlezen, als wanneer ik aenneem, 't gene ik opmerk, vrijborstig te zullen inbrengen.
L. Ik zie niet hoe ik het verbij kan, als we, volgens uw voornemen, na dezen tot het onderzoek der Dialecten met hope van vrugt zouden overgaen. Zie daer dan, mijn Heer, het begeerde; voldoe uwen lust, en vergeet uwe beloften niet. |
|