Wij zullen elkander wederzien(1887)–J.J.L. ten Kate– Auteursrecht onbekendWoorden des levens bij den dood onzer dierbaren Vorige Waarom? Ach, waarom altijd weér die oogen rood bekreten, Die klachten om de doôn, die gij niet wederziet? Kortzichtigen! hebt gij in 's Heeren raad gezeten? Miskent uw troostloos wee de Hoogste Liefde niet? Wie zegt u, dat niet ginds de dierbren, u ontnomen, Den nacht verwisselden voor eeuwgen zonneschijn? Dat gij, die waant gij waakt, iets anders doet dan droomen? Dat zij, de ontslapenen, niet juist de ontwaakten zijn? [pagina 150] [p. 150] Wie zegt u, dat niet ginds, met rozen op de wangen, Uw doodsbleek kindeken aan Jezus' voeten zit, Uw broeder 't voorspel zingt van blijde welkomstzangen, Uw bruid de feestkroon vlecht, uw moeder voor u bidt? Waarom dan altijd weêr uw eigen klacht beluisterd, Uw smart getroeteld, in uw eigen hart gewroet, Die tranen steeds geplengd, en nooit het woord gefluisterd: ‘Tot hiertoe, verder niet! Uw Heiland leeft, houd moed!’ De zware steen is lang door de Englen weggeschoven: Alleen de zweetdoek bleef in de onderaardsche cel. Daar is een balsem voor de zielen die gelooven, Een Hemel achter 't Graf, een Weêrzien na 't Vaarwel! Een Weêrzien! Zalig woord. O, vroeggestorven vrinden, Herhaalt het, waar ik klaag! En, klagend hart, zwijg stil! Verliezen moet hij hier, die ginder weêr zal vinden, En tijdlijk sterven die voor eeuwig leven wil! Hen weêrzien voor altijd! die dierbren van voordezen! Hereenigd! saamgevat in 't zaligst Zielsverbond! O, elke Wanhoopsklacht zou nu Godslastring wezen, Daar ieder kruis op 't graf de Onsterflijkheid verkondt! J.J.L. ten Kate. Vorige