Wij zullen elkander wederzien(1887)–J.J.L. ten Kate– Auteursrecht onbekendWoorden des levens bij den dood onzer dierbaren Vorige Volgende [pagina 131] [p. 131] Na een uitvaart. ............ Neen, onze eigen zielepanden Staan we toch zoo koel niet af, Want de Liefde houdt haar banden, Al verheft de Hoop haar staf! Lang nog zien we, diep bewogen, 't Worstlen van dien vlotten geest, En dien blik der stervende oogen Die zijn nachtgroet is geweest. En al weet ook onze smarte: ‘Nu eerst leeft hij bij zijn Heer,’ Vaak verspreekt zich mond en harte In een droef: ‘Hij is niet meer!’ Zij nochtans, wier stof wij dragen, Zien terwijl, uit hooger sfeer, Op ons klagen en beklagen Met een kalmen glimlach neêr. Treuren zouden ze om òns treuren, Lijden zouden ze om òns leed, Zoo door 's Hemels vrededeuren Aardsche weemoed binnengleed. Neen, voor hen geen medelijden, Die in eeuwig zielsverblijden [pagina 132] [p. 132] Juichen in Gods hemelrijk: Wij, nog zwoegende in dit slijk, Wij juist vergen mededoogen! Wij zijn de armen in hunne oogen!... Zijn de vleuglen onzer ziel Niet nog pas ter helft volwassen? Dobbert niet onze arme kiel Midden op de groote plasschen? Vaak nog missen we onzen God! Ginds eerst lacht de Vaderwoning, En of onze olijf al bot, Och, nog ver is onze krooning!... Weg dan met een weeklijkheid Die de zaligen beschreit! Onze lieve dooden leven, Onze lieve dooden zweven Om en bij ons, voet voor voet. Voelen wij 't in hun nabijheid Wat er nog geworsteld moet, Eer de zon van Christus' vrijheid, 't Nieuwe Leven, ons begroet! Leeren we aan Zijn kracht ons laven, Elken dwazen wensch begraven, Die zich tegen Hem verzet, En met vurig zielsgebed D'ouden schrik van 't Vleesch bestrijden, Die ons bij het graf verplet! Leeren we ons in Hem verblijden, Die van dood en doodsangst redt! O, dan worden de enge groeven [pagina 133] [p. 133] Groene oasen voor 't gezicht, Vredekaamren, die het licht Dèzer waereld niet behoeven: Dan doorspeelt een morgengloed De avondwolken die er hangen, En ons dorstend zielsverlangen Schept er uit Gods overvloed Priesterlijke lofgezangen, Koninklijken heldenmoed!... Ai, wat vriendlijk stargewemel Glimlacht van den hemelboog! Zóó blinkt Gods onzichtbre hemel Ook van menig vriendenoog: Duizende gekroonde helden, Die, met hun gebed alleen, Eens door vuur en golven snelden, Leegren om ons strijdperk heen. Duizende verloste zielen Blazen ons in hemelgloed, Bidden meê zoo vaak wij knielen, Gaan ons juichend te gemoet. Aan de spitse van den stoet Blinken onze lieve dooden, Die ons wenken, die ons nooden... Heere Jezus! Geef geduld, Tot - Gij-zelf ons nooden zult. J.J.L. ten Kate. Vorige Volgende