en lust om naar dien regel te wandelen; die naar boven streeft, waarheid zoekt en alles wil uitvorschen - maar onder den invloed is van een andere, die haar overal hindert, haar overal in den weg staat, die haar licht en lust verduistert en kleurt, die driftig en ongetemd is, naar geen raad luistert, en in het stof kruipen en er zich meê voeden wil. De rook wordt door de asch voortgedreven. De Maan staat in de schaduw der aarde!..
Zie, als er nooit deugdzame menschen waren geweest, zou ik verloren zijn en gewanhoopt hebben bij die overgroote macht van de schaduw der aarde in onze harten. Maar die groote menschen hebben mij geleerd, dat de menschelijke ziel onsterflijk is, en onoverwinlijk, wanneer zij zelve dat wil en slechts den moed heeft op leven en dood zich te verdedigen. En deze hare onsterfelijkheid vertoont zich nu overal aan ons, en aan alle hoeken, waar wij de slippen maar even oplichten en aanraken.
Zij heeft een innerlijken drang, een aangeboren verlangen om onsterfelijk te zijn. Dit verlangen openbaart zich, wel is waar, zelden in een reinen vorm, en de onsterfelijkheid waar wij menschen naar streven, is dikwerf zeer sterfelijk. Maar dit is slechts een dwaling in de toepassing: het verlangen blijft desniettemin bestaan.
Overal, waar wij een ingeschapen drang aantreffen, die voortjaagt naar het een of ander doel, vinden wij ook een daaraan beandwoordenden aanleg en een overeenstemming tusschen beide, zoodat de drang kan worden bevredigd of een vereeniging mogelijk is. Hoe zou ook de natuur zóó kunnen dwalen, dat zij neigingen zou instorten tot onmogelijke en tegenstrijdige dingen? De vereeniging echter kan niet alleen plaats hebben, maar zij moet ook, uit den aart der zaak, plaats hebben, en zou ook waarlijk volgen als haar niets in den weg stond; en de drang is inderdaad