Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 280] [p. 280] Verlangen naar het aangezicht des heeren. Heer, mijn Heil! wat houdt Ge U dus verborgen? Zie, hoe zich mijn ziel voor U ontsluit! Wakend zucht ik naar den tragen morgen, Smachtend zie ik naar Uw weêrkomst uit. Zoudt Gij dan geen deernis meer gevoelen, Gij die mensch waart, voor eens menschen smart? Is mijn naam verdwenen uit Uw hart? Weet Uw liefde, als de onze, van verkoelen? Als Joannes heb ik aangelegen Aan Uw trouwe borst, en 'k vond er rust; In Uw omgang smaakte ik hemelzegen, Uw gemeenschap was mijn hoogste lust. Sints Gij me opleidde op de rechte paden, Ben ik eeuwig vast aan U verknocht. Sinds mijn zielsoog U aanschouwen mocht, Kan ik aan Uw beeld mij niet verzaden! Waart Gij niet mijn Heiland en mijn Hoeder? Hebt Gij me ooit verlaten als ik viel, Mij niet aangenomen als Uw broeder, Geen gestalte ontfangen in mijn ziel? Hebt Ge in mij geen godlijk licht ontstoken? Mijn geloof niet op een rots gegrond?... En nu tast ik blind en hulploos rond, 'k Mis U, en ik voel mijn kracht gebroken. 't Is als ligt een nevel op mijn oogen, 't Is hier binnen donkre middernacht. 'k Wil ontworstlen - ijdel is mijn pogen! [pagina 281] [p. 281] 'k Zoek een lofzang, en ik vind - een klacht! 'k Spreek mij zelven moed in - 't wil niet baten! Waar ik ga, 'k ben eenzaam en alleen: Ach, mijn vreê, mijn vreugd, mijn rust is heen.... Vredekoning! waarom mij verlaten? Gij-alleen, o Heiland! zijt mijn Leven, Gij mijn Levensbron, mijn Levenslicht! De oogen naar Uw heiligdom geheven, Zoek ik, Heer! Uw vriendelijk aangezicht. Maar ik mag den drempel niet betreden; 'k Wacht vergeefs van verre 't morgenrood - 't Is zelfs of er lood hangt, drukkend lood, Aan de vleuglen mijner smeekgebeden! Gij, die ik zoo dikwerf heb gevonden, Laat U vinden! Neem op nieuw mij aan! Scheidt ons nog de veelheid mijner zonden? Neen, die zijn aan 't kruis te niet gedaan! Op Uw woord heb ik genâ verworven, En Gij kocht mij Gode met Uw bloed: 'k Viel mijn God op Golgotha te voet, 'k Ben der zonde op Golgotha gestorven! Laat U dan, mijn Vriend! o, laat U vinden! Wentel Gij de zorgen van mijn borst! Drijf de neevlen weg, die mij verblinden, Wees de mijne op nieuw, mijn Vredevorst! Leer mij bidden, hopen en vertrouwen! Wie U eenmaal heeft gekend, o Heer! Kan voor eeuwig buiten U niet meer.... Laat me op nieuw Uw aangezicht aanschouwen! (Vrij gevolgd.) Vorige Volgende