Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het lentefeest des kranken. O blonde Lent'! O schoone Moederaarde! Nooit zag ik frisscher groen, nooit klaarder zonneschijn! En dit verdubbeld mij hun waarde: Het zal mijn láátste lente zijn. Klink voort, zoet Lied, dat mij de vogels fluiten! Schijn voort, bekoorlijk Licht! 't Is voor een korte poos: Nog eer dit jaar zijn kring zal sluiten, Dekt mij de stille nacht des doods. Dan kiemt op nieuw het blaadtjen aan de boomen, Het zonnetjen verjongt, de vogels zingen weêr: De wandlaars zullen wederkomen - Alleen mijn voetstap ruischt niet meer. En als mijn asch dan slapen zal in vrede, Ach, is er dan wel één, die mijner nog gedenkt? Die mijn verlaten legerstede Één bloemtje' uit zóóveel bloemen schenkt? Wel stroomen mij de tranen langs de wangen, Toch zijn ze niet ontperst door hopeloos verdriet: Neen! 't zijn de tolken van 't verlangen, Dat zijn vervulling naadren ziet. [pagina 260] [p. 260] Is déze Lent, die de ondermaansche dalen Zoo weelderig versiert met volle bloemenpracht, Zoo ruischen doet van nachtegalen, Dan de éénge Lente, die ons wacht? Bloeit daar geen Lente in reiner hemelluchten, Waar nooit de zon verzengt, waar de eeuwge hymne vloeit, Waar 't goud der volle levensvruchten Door 't zilver van de bloesems gloeit? Is Hij niet daar, die ook in 't stof beneden 't Geloovig hart vertroost in alle droefenis, Maar ons bestelpt met zaligheden, Waar wij Hem zien gelijk Hij is? Van Hem, van Hem spreekt alles allerwegen, Het bloemetjen, de zon, de vogel die mij wekt. In 't koeltjen waait me een roepstem tegen, Een heimwee, dat naar Boven trekt! Ook dáár zal ik mijn liefde niet verleeren, Ook dáár omvang ik u, Gij die ik achterliet! U weêr te zien, blijft mijn begeeren, Hetzij ge mij gedenkt - of niet! Naar franz theremin. Vorige Volgende