Stichtelijk huisboek
(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
En schoon ik de zeldzaamste Kennis der wet
En Profetische gaven bezat,
Ja, zelfs het Geloof, dat gebergten verzet,
'k Ware niets, zoo 'k de Liefde niet had!
En schoon ik voor de armen mij uit had geschud,
Voor de godsdienst mij blakeren liet,
Zoo 'k de Liefde niet had, waar het offer onnut,
En de martelkroon baatte mij niet!
De Liefde is lankmoedig, geduldig en goed,
Door afgunst noch trotschheid gekrenkt;
Nooit zoekt zij zich-zelve, geen wrok dien ze voedt,
Geen boosheid, geen kwaad dat ze denkt.
Haar lust is geen schijn dien de zonde verkoopt,
Maar zij is in de waarheid verblijd.
Niets dat zij niet dekt, niet gelooft, en niet hoopt,
En hoe draagt zij niet alles altijd!
Neen, de Liefde houdt stand! Maar de Talen vergaan,
Profecy en Geleerdheid verdwijnt:
't Is stukwerk, dat eenmaal te niet wordt gedaan,
Wanneer het Volmaakte verschijnt!
Zoo dan blijven - mijn Jezus! behoud Gij ze mij! -
Deze hemelsche en eenige drie,
Het Geloof, en de Hoop, en de Liefde mij bij;
Maar de Liefde, de meeste van die!
|
|