Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De liefde Gods in Christus. (Rom. VIII:33-39.) Wie doet nog een aanklacht hooren, Waar de Heer de schuld vergaf? Wie wijst onbarmhartig af Wat Gods liefde heeft verkoren? De oude schuldbrief is verscheurd! God verklaart ons voor rechtvaardig, God keurt ons Zijn liefde waardig: Wie die ons ónwaardig keurt? Is de Christus niet gestorven? Ja (nog meer!) niet opgewekt? Heeft Hij niet de schuld bedekt? 't Eeuwig leven niet verworven? Is Hij, die daar nederzit Op den troon, waar de Englen knielen, Niet de Heiland onzer zielen, Die gedurig voor ons bidt? Schoon wij heete tranen schreiden, Schoon de haat ons bloed vergiet, Bloed en tranen kunnen niet Ons van Jezus' liefde scheiden! [pagina 125] [p. 125] Neen, geen nood, die hem weêrvaart, Rukt den Meester van Zijn Jonger: Wij braveeren druk en honger, Naaktheid en gevaar en zwaard! Zijn wij de afschuw en verachting Van een Eeuw die ons verstoot, Zijn we, in dagelijkschen dood, Schapen, voortgesleurd ter slachting: Voortgeworsteld, moed gevat! Daar wij méér dan triomfeeren Door de sterke hand diens Heeren, Die ons steeds heeft liefgehad! 'k Ben verzekerd: dood noch leven, Tegenwoordig noch verleên, Engelen noch overheên, Macht noch kracht, hoe trotsch verheven, Graf noch helle, hoog noch diep, Kan Gods liefde mij ontrooven, Die me in Jezus leert gelooven, En mij voor Zijn Hemel schiep! Vorige Volgende