Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De wijze en dwaze maagden. (Matth. XXV:1-13. Tien Maagden togen blij daarheen, Den Bruîgom te gemoet': De lampen spreidden voor heur schreên Een liefelijken gloed. Een vijftal had de kruik, die 't droeg, Met olie vol gekocht: Maar de andren meenden, 't was genoeg Zoo 't lampjen branden mocht. De Meester toefde, toefde lang, En uur op uur vervloog; Daar zong de slaap zijn sluimerzang - De Maagden loken 't oog. Maar midden in den stillen nacht, Weêrklinkt op eens de stem: ‘Daar is de Bruîgom, dien gij wacht! Vooruit! verwelkomt hem!’ Der dwazen lamp was uitgegaan: Nu werd haar bang te moê, Nu zochten zij heur zusters aan: ‘Reikt ons uw olie toe!’ [pagina 107] [p. 107] Maar 't heet: ‘Wij hebben niets te veel! Voorkomt den Bruidegom: Vliegt haastig heen, en koopt uw deel, En keert bij tijds weêrom!’ Zij gaan; maar ziet! daar komt de Heer: De vijf, die vaardig zijn, Gaan meê - de deur ontsluit niet meer! - Ten Bruilofts-vreugdfestijn. De dwazen keeren: maar te spâ! Zij slaan, door schrik gespoord, Den leêggestroomden voorhof gâ, En - kloppen aan de poort. ‘Doe op! 't is immers niet te laat!’ Zoo klaagt heur angstgekrijt. Maar 't andwoord klinkt: ‘Gij dwazen, gaat! Ik weet niet wie gij zijt!’... Zóó, kindren! vliegt al 't schijngenot Der valsche waereld heen. Wie streeft naar 't zalig Rijk van God, Is wijs, en hij-alléén! De Christennaam behoudt hem niet, Die lust in zonde schept. Wat baat een vlam, die ras verschiet, Als gij geen olie hebt? En hebt gij olie? is uw hart Met liefde Gods vervuld? O, dan bespaart ge u-zelf de smart Van onherstelbre schuld. [pagina 108] [p. 108] Dan zijt gij waarlijk voorbereid, Met Jezus in te gaan: Dan lacht Zijn volle heerlijkheid U eens daar Boven aan! Ziet, zondaars! hoe de Hemelpoort Voor u ook open staat! Treedt binnen op uws Heilands woord! 't Is morgen licht te laat. De Heer klopt aan uw hart met kracht, Vol teedre zondaarsmin. Hij roept: ‘Ik heb reeds lang gewacht: O, laat Mij eindlijk in!’ Die weigert, zal ook eens zoo staan En kloppen keer op keer, Maar 't Paradijs niet binnen gaan: Want heilig is de Heer! (Naar m'cheyne.) Vorige Volgende