Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De ware schat bij den waren heer. (Matth. VI:19-25, 33. X:29-31.) Geen Christen vergadert Met hunkerend oog Zich schatten op aarde: Zijn schat is omhoog! Dien knagen, dien schenden Geen motte, geen roest; Die wordt door geen dieven Geroofd of verwoest, Niet angstig begraven, Of zorgloos verteerd, Maar immer genoten En - immer vermeêrd! Wie diende ooit twee heeren, Die eindelijk niet [pagina 105] [p. 105] Den eenen zich wijdde, Den tweede verliet? Die tracht naar den Hemel, Verloochen' deze Aard! Geen God en de Mammon Gaan samen gepaard. En had ook de laatste Zijn duizenden veil: Niet zwaar is de keuze - In God is ons heil! Vaartwel dan, gij zorgen Voor waereldschen nood, Voor lichaam en leven, Voor deksel en brood! Twee muschkens zijn naauwlijks Één penningsken waard, Toch valt er geen enkle Vergeten ter aard: Wat vader heeft immer, Spijt de inspraak van 't bloed, Zijn kindren doen hongren, Zijn vogels gevoed? Wees, Hemelsche Vader! Voor eeuwig geloofd. Gij hebt zelfs de hairen Geteld op ons hoofd. Gij gaaft ons het Meeste: Zoudt Ge immer of ooit Ons 't Mindere onthouden? Neen, Vader, dat nooit! [pagina 106] [p. 106] Is niet, zoo maar 't harte Naar 't Eeuwige grijpt, Ons kleed ook geweven, Ons koren gerijpt? Vorige Volgende