Stichtelijk huisboek(1866)–J.J.L. ten Kate– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 54] [p. 54] De roepstem des ontfermens. (Jerem. III:12-16.) ‘Keer, weêrspannig volk! keer weder, Nu gij 's Heeren roepstem hoort!’ Alzoo daalt een vriendlijk woord Uit den hoogen hemel neder: ‘Vrees niet, dat Mijn aangezicht U verbolgen aan zal blikken! 'k Wil uw dorre ziel verkwikken Met den weêrglans van Mijn licht! Maar belijd uw overtreden, Dat ge een slaap der zonde sliept, Dat ge u valsche goden schiept, Die ge in 't slijk hebt aangebeden! Dat ge uw hart hebt toegeschroefd, Om zijn wroegingen te smoren, En, op 't vreemde pad verloren, Mij, uw Vader, hebt bedroefd! ‘Keer, afkeerig kroost! keer weder! Schoon Ik u een wijl verstiet, Eeuwig duurt Mijn gramschap niet: Ook de harde Liefde is teeder. Door de tranen uwer smart Zal de doodsche weî herleven, En Ik zal u herders geven Naar mijn eigen Herdershart! [pagina 55] [p. 55] ‘En de kudde zal vermeêren! Schapen van een verren stal, Vreemde volken zonder tal, Zullen uw Verlosser eeren. In de woorden Mijnes monds Zal de waereld zich verblijden: Alle ziele zal Ik wijden Tot een Arke des Verbonds!’ Vorige Volgende