Opdracht van den eersten druk van het ‘stichtelijk huisboek’ aan hare majesteit, de koningin der Nederlanden, geboren princes van Wurtemberg, enz. enz. enz.
Zoo doet Ge 's Dichters hart zijn vollen wensch ontfangen,
O Welbeminde Koningin?
Zoo dringen ongeweerd zijn kunsteloze zangen
Uw stille binnenkamer in?...
[pagina VIII]
[p. VIII]
Welaan dan! mogen zij, in de eenzame oogenblikken
Als Gij van 's levens zorg verpoost,
U met een nagalm uit dat Hemelsch Boek verkwikken,
Dat zielen heiligt en vertroost:
U spreken van den God die onder ons wil wonen
Met eindeloze Vadermin,
Die U gezegend heeft met drie der schoonste kroonen,
Als Vrouw, als Moeder, als Vorstin:
U sterken in dien Heer, Uw hoop ook en Uw leven,
Uw levenslicht en levenskracht,
Van Wien Ge meer dan heel een waereld ons kan geven,
Uw allerschoonste kroon, verwacht!
De Zanger heeft zijn loon, als hij een ziel verfrischte,
Wie zóóveel liefde wordt gewijd,
Als hij één enklen traan uit Vorstlijke oogen wischte,