Corry Vonk
Al spoedig na het vertrek van de mannen worden in november 1942 de vrouwen in ‘beschermde’ wijken samengebracht en maken ook zij kennis met de kampmethoden van de Japanners. Corry Vonk komt in het vrouwenkamp Tjihapit in Bandoeng terecht; later wordt zij onder barre omstandigheden op transport gezet naar het kamp.
Zij valt op bij haar medegevangenen omdat zij zichzelf blijft: een spontane vrouw die voor niemand uit de weg gaat, zwart-wit denkend met de brutale humor van een vindingrijke Amsterdamse straatjongen.
Ook zij blijft binnen het kamp optreden. Als ‘Hancho main main’ (Maleis voor spelen) krijgt zij de leiding van het amusement voor haar 15.000 medegevangenen. Zij richt het cabaret Les deux ânes op (gebaseerd op zo'n gezellig cabaretje in Parijs) en probeert zo de vrouwen af te leiden van de gevangenissfeer. Voor de kinderen speelt zij dezelfde stukken waarmee ze als kindersterretje furore had gemaakt in Carré. De confrontaties met de Japanse kampleiding zijn mede door het verraad van geïnterneerde Duitse vrouwen, talrijk. Naast het cabaret werkt zij als verpleegster in de ziekenbarakken. Door haar onbreekbare houding is zij een steun voor vele vrouwen.
Als de oorlog is afgelopen weet zij met haar improvisatietalent als eerste vrouw in Burma terecht te komen. Op 8 november 1945 bereikt Wim Kan het gerucht: We hebben Corry Vonk door de stad zien rijden op een vrachtauto.
Op Schiphol, na 2279 dagen afwezigheid, wordt zij ontvangen met de gevleugelde woorden uit Dokter Fokkema: ‘Nou mevrouw Vonk, 'n mens kan wat metmoaken!’
Net als haar man krijgt ook Corry Vonk de Oost-Azië verzetsster.