Hoofdstuk 22
Wie zichzelve verhoogt............
De Bijbel vertelt ons in heel wat verhalen wat er gebeurt als mensen denken dat ze zich kunnen verbeelden god te zijn en dus oppermachtig. Denk maar aan de toren van Babel. Ik veronderstel dat het verhaal wel bekend is. Denk ook aan het verhaal van Hiskia en de belegering van Jeruzalem. Hier beledigt Salmanasser de levende God door te zeggen: Wat heeft jullie God eigenlijk te betekenen? Geen enkele god heeft de mensen van mijn veroveringen kunnnen redden Waarom denk je dat jullie God dat wel kan? God zond een engel en doodde in de nacht een groot aantal Assyriers. Salmanasser ging toen haastig weg maar toen hij thuiskwam werd hij door twee van zijn zonen vermoord. Nebukadnessar was koning van Babel. Hij had het land tot grote bloei gebracht maar was tevens een wreed heerser. Wie hem in de weg stond werd ‘in stukken gehakt’. Op zekere nacht had hij een droom. Hij droomde van een geweldige boom, prachtig mooi, vol vruchten en die veel schaduw gaf, maar de bijl lag al reeds bij de wortel. Zie Daniel 4. God zou een engel sturen om de boom om te hakken. Dit had een waarschuwing voor de koning moeten zijn maar hij bleef even verwaand. Als men toen over foto's had kunnen beschikken zou zijn foto zeker in alle plaatsen en gehuchten hebben geprijkt. Ongeveer een jaar later liep hij op het dakterras van zijn paleis en zei bij zichzelf: Wat is Babel een indrukwekkende stad. Ik heb het door mijn grote macht opgebouwd. Hieraan kan men zien hoe luisterrijk mijn koningschap is.’ Hij was nog niet uitgesproken of er kwam een stem uit de hemel: Dit wordt U aangekondigd koning Nebukadnessar: U zult niet langer koning zijn. U zult door de mensen verstoten worden en bij de dieren leven en gras eten.... totdat U erkent dat God macht heeft over het koningschap en het geeft aan wie Hij wil... Door heel de geschiedenis zijn er voorbeelden te over van mensen die naar
de macht grepen en dachten dat ze oppermachtig waren. Die zichzelf waanden een God te zijn. Wat is er van hen geworden? Denk aan de Romeinse keizers, die zich ook God waanden. De