Hoofdstuk 21
Waar gaan we naar toe
De berichten in de kranten van de laatste tijd noopte me weer eens iets aan u voor te leggen om over na te denken. Bijna dagelijks lees je in de krant dat er iemand vermoord is. En het erge is dat we bijna niet meer onder de indruk raken. Iemand heeft eens gezegd: in het verleden ligt het heden. In het nu wat worden zal. Vooral dat laatste baart me ernstige zorgen. Vandaag was het een juwelier die beroofd werd en gelijk maar eventjes dood geschoten, dan is er een zoon die zijn vader doodsteekt en ga zo maar door. Het geweld grijpt steeds verder om zich heen. 't Begon al met Kain, die zijn broer doodde uit jaloezie. Sedert dien zijn er vele Kains die menen een ander te moeten doden en ook nog proberen hun snode daad te rechtvaardigen maar Gods wet zegt onverbiddelijk: Gij zult niet doden. Leven we nog wel bij die universele wetten? Iemand schreef in de kerkbode over het zendingsbevel maar vergat daarbij een belangrijk deel van de tekst n.l.: lerende hen onderhouden alles wat ik u geboden heb. Daaronder valt ook het gebod: Gij zult niet doden en de Heer Jezus heeft het nog versterkt door te zeggen: Hebt uw vijanden lief en doe wel degenen die haten. Als uw vijand hongert..... enz.
Nu is het meestal niet zo dat er in het wilde weg gemoord wordt. Heel vaak is er een aanleiding toe: haat, hebzucht, gebroken beloften, overspel, niet betaalde schulden, jaloezie ect. Soms, bij een roofoverval bijv. vermoordt men het slachtoffer om niet herkend te worden. Ook alcohol misbruik, drugs (zowel gebruik als dealer) en dobbelen om geld kan leiden tot moord. Een heel scala van ongerechtigheden kan de oorzaak zijn tot moord. Nu kunt u wel zeggen: ik heb nooit iemand doodgemaakt, dus ben ik niet schuldig maar is dat wel zo? Haat gevoelens koesteren, jaloezie, laster e.d. heeft al de kiem tot doodslag in zich en wordt door God ook als zodanig schuldig bevonden.... Ik zou het nog verder willen doortrekken: Onlangs stond er een jongeman bij m'n poort en vroeg of hij even binnen mocht want hij werd achtervolgd. Hij beefde als een riet. Ik vroeg zijn naam ect. en