Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Vrede van VersaillesWaarom, Vrede, bezong u geen die u schouwde?
Nog altijd trekken langs u de rijen der volkeren, u eerend,
Maar de woorden zijn dof die zij prijzend doen hooren,
Soms klinkt een wanhoopskreet die ten strijde spoort,
Want in de doode vallei van deze vrede is krankheid,
In haar witte kleed is een glimlachend masker
En zij heet vrede. En overal is de stomheid, er prevelen
Slechts ouden van hart de oude leuzen met wrevel.
Rondom die valsche schim, rondom haar stille vallei
Staan de legers met winnend vernuft te wachten
Het oude commando. Wijken nooit ver van dit veld,
Schijnvrede staat in hun dreigend geweld van verwijderde
Donder met altijd starre bedrieglijke glimlach. Het groote
Leven is een legende geworden, voorbij een komende tijd.
De wind waait warreGa naar eind* meeningen als zandgestuif
Van een onvruchtbaar land op. En helder alleen
Is de blik van de jong-levenden, de opstandigen,
Die wegslaan 't masker. De schim van vrede
Soms valt als valsche bloem, levenloos gepluimde,
Een opgezette vogel die zijn diensten deed en stuk is,
Dan grijnst de ware dood en schrikt de loomen op,
Die gauw weer dom'len. Maar een jonge stem zegt fel:
‘Wij, in Europa West, hebben sterk de slaap te weren,
Want als wij dom'len kreunt die donkere Oosterwereld
Smartelijker onder 't oude juk, de horden glijden
Af en aan en werpen schuldloozen neer in elk zwalkend land
En vleiers prijzen onze kracht en geven welvaart
Aan de enkelen hier. Aan allen wat. Een kruimel
Of een dop die leeg is.’ Zij luisteren, soms,
| |
[pagina 317]
| |
WarrenGa naar eind* in vrome loomheid. Hebben oogkappen op naar
Oost en West. En peinzen zoo: ‘Is niet een kruimel of een dop,
Een karige beet, een wilde goede vrucht die wel aan
't Jeugdpad bloeit, een moeizaam leven onder vredige hemel?
Geweld is dood en dood kent vrucht noch dag,
Het zachtste streven weert 't best vijands macht.’
Doch die op wacht staat zegt: ‘Wij zien de zwarte
Horden van geweld, die in de oude maatschappij
In alle landen dreigend worden opgesteld,
Wij zien uw drijvers' velerlei bedrog en wij zijn jong,
Uw oude dorre listen eeuwenlang en uw kracht zoo groot,
Nu komen heeren van gezag, dan vrouwen die de waarheid
Schromen, pleiten voor deugdzame gelatenheid,
Winnen zich bondgenoot het volk, onvrome' of vromen,'
En velen dom'len voort. En ijverig wordt het veld
Van valsche Vrede door woordlievend volk betreden,
Maar de wolken meerderen. En de roep wordt feller: ‘Houdt
Nu stand! Als eens de valsche Vrede schuilt in nacht
Omdat de heerschers oorlog doen ontbranden, streef dan recht
Naar werkers's macht. Wier kern is Rusland, D'Eenige
Grootmacht die naar nieuwe wet leeft: naar gelijkheid Oost-
West. D'Arbeid heer. Dat's vrede's eerste mooglijkheid en
Dan uit nacht een echte witte vogel stijgt in 't licht,
Dan klinken de tumulten: wensch en geestdrift
En geen huichlend englenwoord van zoete vrede
Die bedrog is. Moet zich buigen volk naar volk
In open overleg, geen slaaf, geen heerscher en 't geweld:
Dood en verwoesting, geldt niet meer, hoezeer zich volk
Aan volk mag stooten bij daglichtklaar bezinnen,
Want die eene donkere zin vindt dan zijn voedsel niet
En naast 't zwaar woord luidt dan het zegelied.
Nine van der Schaaf (1882-1937)
| |
[pagina 318]
| |
Nine van der Schaaf behoorde aanvankelijk tot de wat oudere auteurs rond Verweys tijdschrift De Bewegingen schreef met name historische romans in de sfeer van de neoromantiek. Daarom was het enigszins verrassend dat zij later ging meewerken aan De Communist, Maandschrift van de Communistische partij Holland, Sectie der Communistische Internationale (zie jrg. 1929, nr. 4). Haar ontwikkelingsgang valt enigszins te vergelijken met die van de neoromantische schrijfster Augusta de Wit; zij werd in 1916 ook communiste en ook bij haar zijn achteraf in vroeger werk al tendensen in die richting te bespeuren. |