Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 307]
| |
Een jaar vrede... de kleine meisjes mochten het zien en schreiden... (Daily Herald) Er huilde een jongetje in de straten,
een brokje rachitisGa naar eind* van amper een jaar,
de meid had hem in den steek gelaten
en vrijde ergens met een huzaar
zijn moesje was in de bevalling gebleven,
die was met den oorlog ter ruste gegaan
en om het vaderschap was nog gekeven
Want menigeen was er debet aan.
Ja menigeen had het zwaar te verduren
voor de vierschaar Sinzheimer en van CohnGa naar eind*
en schuwde de vrucht der wellusturen:
den Vrede, den erfelijk belasten zoon;
en kreupelen kwamen gezeuld en gereden
en vielen het zieke ventje te voet
voor wien men hun leden had weggesneden
in walmen van ether en menschenbloed.
De stille oorlogsblinden betastten
des kereltjes vorm in den vormloozen nacht,
de oogkassen schaduwden: ‘draag onze lasten,
draag het AtlaskleedGa naar eind* van het menschengeslacht!’
De kinderen in den stoet verblijdden
zich 't ventje te zien, hun zoo lang beloofd,
men hief hen op, zij zagen en schreiden
en strooiden bloesems op 't zwakke hoofd.
A.W. Kamp
| |
[pagina 308]
| |
Deze zinnebeeldige tekst, waarin de vrede wordt voorgesteld als een ziek en erfelijk belast kind, verwijst naar een geruchtmakend onderzoek in Duitsland. In 1918 stelde het parlement van de nieuwe Weimarrepubliek een commissie in om na te gaan wie er schuld hadden aan de oorlog en de nederlaag van Duitsland. Daarin hadden ook de socialisten Hugo Sinzheimer en Otto Cohn zitting, beiden van joodse afkomst. Voor rechts-nationalistische groeperingen was dat feit het aangrijpingspunt om eerst hún werk en vervolgens dat van de gehele commissie verdacht te maken. Uiteindelijk werden in 1925 alle Duitse politici en militairen van schuld vrijgepleit. A.W. Kamp (vgl. ook rubriek 8) publiceerde dit gedicht in De Loods (novembernummer van 1919); dat tijdschrift is al in het kort besproken bij het gedicht ‘Niet soms’ in rubriek 6. |
|