Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 182]
| |
DjambiGa naar eind*Als dichter vind ik het een groot schandaal,
Zoo men ons volk in oorlog mee zou slepen,
Nu als polypGa naar eind* het Britsche kapitaal
Onze' olie-schat in Djambi heeft omgrepen.
Maar 'k kan als koopman met het ideaal
Van vrede onder voorbehoud slechts dwepen,
Want, daar ik hier misschien O.W.Ga naar eind* uit haal,
Verbrand ik achter mij licht d'eigen schepen,
Wanneer 'k - óns land vrij wenschend van die rampen -
't Militairisme er buiten zou bekampen.
Ik wil mijn toorn in verze' er om bedwingen
En 'k hoop, dat nog de kans ten goede keert,
En blijf daarom maar van mij zelve zingen...
(Hoe in de Kunst úw ziel ook ‘deprecieert’.)
J.K. Rensburg (1870-1943)
J.K. Rensburg (zie een speciaal nummer van De Engelbewaarder uit 1981) was een kleurrijke artistieke figuur, die tijdens de eerste decennia van de twintigste eeuw met opzet als een soort zwerver leefde. Hij trad met name op als dichter en romanschrijver, voorvechter van de joodse zaak, overtuigd socialist, vertaler van Dante en bedenker van merkwaardige interastrale theorieën; altijd was hij bereid tot het voeren van zowel ernstige als speelse polemieken. Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam hij om in een Duits concentratiekamp. Het bovenstaande gedicht maakt deel uit van zijn merkwaardige bundel Sonnetten van Piet Lut. Een interastraal-communistische satyre (1925). Het hekelt niet alleen vol zelfspot de politiek-economische belangenstrijd, maar is ook een vorm van protest tegen de ‘waardelooze stroom verzen’ van quasi artistieke dichters. |
|