Gijsbert Johannes Nolst Trenité volgde verschillende studies en was onder meer werkzaam als leraar. Hij werd beroemd als ‘Charivarius’: de schuilnaam die hij gebruikte voor een rubriek in het weekblad De (Groene) Amsterdammer waarin hij met name slordig en modieus taalgebruik hekelde. Dat hij zijn satirisch talent ook voor andere zaken inzette, blijkt uit zijn verzamelbundels Ruize-rijmen (1914-1918). In het derde deel daarvan komt een uiterst felle reeks ‘Oorlogs-rijmen’ voor, waar ook dit gedicht deel van uitmaakt. (‘Ruize’ in de bundeltitel slaat op de geaffecteerd-modieuze uitspraak van het te pas en te onpas ter versterking gebruikte woordje ‘reuze’.)