Het monster van de oorlog
(2004)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| |
Lied van den ijzerZie, aan den IJzer wordt men zot,
Daar wordt er met 't serviceGa naar eind* gespot,
En denkt ge dat men daar nog beeft
Omdat men orders geeft?
Men houdt er waarlijk republiek,
En de gradésGa naar eind* schreeuwen zich ziek,
En als ze spreken van corvée
Dan gaat er niemand meê.
Op elk wegsken eene plank,
En valt ge er af dan zijt ge mank;
Een stap vooruit, één achteruit
En paf ge ligt in 't kruid!
En als ge dan wat verder gaat
En bevend voor dat brugsken staat,
Pas zet gij uwen voet er op
Of plets! ge ligt in 't sop.
Voor tafel neemt men zijne knie,
En als wij schrijven naar ons Mie:
‘Wij zijn het leven hier gewend
En wij zijn goed kontent.’
Voor eten krijgt ge een doos plataGa naar eind*,
Een half zuur brood, eh bien, voilà!
Als wij niet weten wat te doen
Dan slapen wij tot na den noen.
Wij zijn gevijven in een abriGa naar eind*,
En leven er ‘en bons amis’,
Een ieder heeft er zijnen stiel,
't Is wonder hoe dat samen viel.
| |
[pagina 38]
| |
De Frans die is coiffeur, voilà,
De Vlegel levert de plata,
De Brouwer weet van tijd noch uur
Maar hij verzorgt het vuur,
Charel de Lange en onze Omer
Zingen het lied van den Yser.
Are the boys downhearted!
Anoniem
Dit anonieme soldatenliedje wordt geciteerd in een van de schetsen uit de bundel Oorlogs-Vlaanderen (1921), geschreven door de vooraanstaande Vlaamse oorlogsauteur Jozef Simons (1888-1948) en ingeleid door Lodewijk de Wolf. Evenals verschillende andere teksten laat het zien dat er aan het front ook periodes waren waarin de verveling toesloeg. |