Frankrijk aan te vallen, was het land met zijn operettelegertje in patriottisch enthousiasme ontstoken. Eens de invasie eenmaal een feit was, bleek de realiteit van de oorlog allerminst feestelijk, maar alleen ellende, vernieling en gruwel te brengen. Een kwart van de bevolking sloeg op de vlucht, vooral richting Nederland.
De bijna 100 000 Belgen die de hele oorlog door in Nederland verbleven, kostten de schatkist een aardige duit en zorgden al spoedig voor al dan niet vermeende overlast. Het klinkt vandaag nog altijd vertrouwd in de oren. De Nederlanders vreesden dat de Belgen hun banen zouden afnemen of zich in de criminaliteit zouden storten. Ze stoorden zich aan hun soms ‘Bourgondische’ gedrag en mopperden over de te korte rokken van de Belgische vrouwen. Daarom beperkte de overheid de bewegingsvrijheid van de vluchtelingen, onder meer door hen in ‘Belgische dorpen’ te concentreren. Ook verscherpte ze de vluchtelingen- en asielwetgeving.
In Nederland bleef van de Eerste Wereldoorlog weinig tastbaars over. Bovendien heeft het collectieve geheugen maar een beperkte capaciteit. De herinnering aan de veelal nog gruwelijkere Tweede Wereldoorlog - die voor Nederland dan weer harder uitviel dan in België - heeft de oorlog van het begin van de vorige eeuw helemaal in de schaduw gesteld. Het is pas de voorbije jaren dat de Eerste Wereldoorlog opnieuw wordt ‘ontdekt’.
Verzonk die oorlog geleidelijk in de vergetelheid, dat betekent niet dat hij geen grote indruk maakte op de tijdgenoten. Het is niet voor niets dat ze hem al vrij snel ‘de grote oorlog’ noemden. Het was de eerste confrontatie met een ‘totale oorlog’, die niet alleen soldaten, maar ook de burgerbevolking op grote schaal mobiliseerde. Enerzijds werd haar arbeid ingezet in een veeleisende en steeds meer gesofisticeerde oorlogsproductie, anderzijds werd ze massaal het slachtoffer van de eigenlijke oorlogsvoering.
De oorlog beperkte zich niet langer tot geïsoleerde veldslagen. Voortaan werd hij overal uitgevochten, ook in dorpen en steden, met massale vernielingen als gevolg. Ook burgers werden daarbij getroffen, zowel in hun leven als in hun bezit. Daarmee kon de vijand de bevolking demoraliseren, om haar te beperken in haar inzet bij de oorlogsproductie, om haar morele steun aan haar regering af te zwakken, om haar te ontraden nog kanonnenvlees te leveren. Op het slagveld zelf was een mensenleven nog minder van tel. Duizenden soldaten werden soms geofferd voor een paar meter terreinwinst, waarna nog eens zovelen sneuvelden bij het vijandelijke tegenoffensief dat alleen het status-quo kon bevestigen.
Die moordende absurditeit is de tijdgenoten niet ontgaan - dit boek is er om dat te bewijzen. Ze veroorzaakte een schok in het bewustzijn. Al heeft dat de herhaling ervan, in veelvoud zelfs, niet kunnen beletten.
Marc Reynebeau