De Eerste Wereldoorlog door Nederlandse ogen
(2007)–Rob Kammelar, J.M.J. Sicking, Menno Wielinga– Auteursrechtelijk beschermdGetuigenissen - verhalen - betogen
1. Uit het dagboek van Frederik van EedenFrederik van Eeden (1860-1932), die behalve arts en psychiater ook een bekend literator was uit de kring van de Tachtigers, bezat een brede belangstelling en bleef zijn leven lang zoeken naar een eenheidscheppende levens- en maatschappijvisie. Veel naam maakte hij vooral met het symbolische sprookje De kleine Johannes (1887) en de roman Van de koele meren des doods (1900). Tegen het einde van de jaren negentig groeide zijn kritiek op de kapitalistische samenleving en stichtte hij te Bussum de idealistisch opgezette kolonie Walden. Op grond van zijn vele internationale contacten nam hij in juni 1914 te Potsdam deel aan een overleg met andere ‘koninklijken van geest’, dat moest leiden tot de oprichting van de zgn. Forte-Kreis: een intellectueel gezelschap dat zich zou gaan inzetten voor een ideologische en maatschappelijke omwenteling en met name voor de bevordering van ‘de eeuwige wereldvrede en de universeele broederschap’. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak, moest de eerste bijeenkomst worden afgelast en bleken verschillende deelnemers zelf niet vrij te zijn van nationalistische gevoelens. Van Eeden werd bestuurslid van de Nederlandsche Anti-Oorlog Raad en ging ook lezingen houden over de oorlog. (Zie de rubriek Tegen de oorlog en het nationalisme.) | |
[pagina 16]
| |
Affiche mobilisatie-oproep.
| |
[pagina 17]
| |
zijn werkzaamheden. Zijn notities uit de maand augustus 1914 kunnen beschouwd worden als een voorbeeld van de manier waarop het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog veel Nederlanders heeft aangegrepen. Tegelijkertijd laten ze zien hoe er sinds ± 1895 in verschillende kringen intensief werd gezocht naar alternatieve samenlevingsvormen en een levensvisie die het zichtbare en meetbare te boven ging. | |
maandag 27 juliKou en reegen 55°.Ga naar eind* Krijgsrumoer. De oorlogswaanzin begint om zich [heen] te grijpen. Hoever zal dit gaan? Het jaar waarin de Forte-kring ontstond - ook het jaar van den Europeeschen oorlog. Bezoek van twee jonge Belgen, uit Antwerpen. Lode Craybeke en Barman. Twee geestdriftige, idealistische jongelingen. Ik kreeg de verzen van Eisa Barker.Ga naar eind* Dat is geen kinderwerk. Het pompeuze statige ritme van Shelley en Shakespeare - en een zeer hartstochtelijk gemoed. Ik vroeg haar bij ons en ben zeer benieuwd naar de kennismaking. | |
woensdag 29 juliGrijs, herfstig. Oorlog. Zoolang er erfelijke monarchieën zijn, en zoolang er grondbezitters zijn, zoolang is de vreede onmoogelijk. Ik zou willen dat de Forte-kring zich eerst uitsprak oover de monarchie, oover de jury, oover de doodstraf. De kring moet doen wat RousseauGa naar eind* gedaan heeft. Maar beeter. | |
zondag 2 augustusEergisteren, Vrijdag 31 JuliGa naar eind*, was ik om drie uur in Amsterdam, in de Oude Kerk. Een kennis van me, Croes, de zwager van C. SpoorGa naar eind*, zou er op 't orgel speelen. Ik had de kerk nooit gezien, en ik ging naar den koster en betaalde een kwartje. ‘Spreekt u Hollandsch?’ vroeg de man. ‘Een beetje’ zei ik. De kerk was geheel leeg, er was niemand. Een mooi gebouw, met mooi beschilderde glazen. Croes speelde, maar hield plotseling op. Twee mannen gingen naar booven in den tooren, en toen begon op eens de zware noodklok te luiden, die mijn leeven lang nooit geluid heeft. Croes riep van 't orgel ‘er is oorlog!’ Maar toen stemde hij een machtig fortissimo aan, van Bach, waardoor de klok geheel ooverstemd werd. Hij speelde totdat de orgeltrapper ophield, van zenuwachtigheid. Het was alles diep indrukwekkend. Gister bracht ik HansGa naar eind* naar [het] spoor, in zijn soldatenpakje. De goede jongen zag nog bleek en mager, hij was pas hersteld, en nog zenuwachtig. Hij moest opkoomen bij de landweer en ik weet nog niet waar hij is, op dit oogenblik. Donderdag avond waren Spoor en SchäferGa naar eind* bij ons, en wij wandelden door Span- | |
[pagina 18]
| |
derswoud, een hevige reegenbui maakte ons doornat, en ze moesten oude plunje van mij aantrekken, 's Avonds speelde Schäfer veel. Ook dansmuziek, en wij dansten, ObbesGa naar eind* en TruidaGa naar eind* en Spoor en ik. | |
dinsdag 4 augustusZaterdag avond aten wij met mijn moeder bij Beeresteyn, voor haar 81ste verjaardag. Het was mooi, zoel weer en wij zaten bij de lamp buiten. Ik dacht aan Hans, die des middags al naar zijn standplaats te Weesp was gegaan. Wij praatten natuurlijk veel oover den oorlog. Truida en mijn moeder voelen intuïtief geen gevaar voor Holland. Hun instinct is meenigmaal juist gebleeken. Tot heeden, Dinsdag, was ik onrustig omdat ik het verloop der gebeurtenissen niet duidelijk vóórvoelde. Ik had geen oovertuiging omtrent de noodwendige loop der dingen. Dat maakte mij gejaagd. Nu ben ik daaromtrent zeekerder, en voel me ook rustiger. Het militairisme zal échec lijden, omdat het teegen de toekomst is. Totnog toe was ik te zeer onder den indruk van Duitschlands kracht. Maar nu ik zie hoe het brutaal optreedt teegen België, nu voorzie ik ook zijn échec. Ik vermoed niet groote, positieve uitkomsten - maar een mislukken van de snelle voordeelige beslissing voor Duitschland, - daardoor een economische crisis - een ophouden omdat men niet verder kan. En dan de algemeene verontwaardiging oover een regime dat zooveel nuttelooze ellende bracht. Een verfoeien der monarchistische en diplomatieke leugens. Gisteren fietste ik met MarthaGa naar eind* naar Hans, die op 't fort ‘de Winkel’ is bij Abcou. Het was een mooie fietstocht, een prachtig land. We reeden tusschen de buien door. Ik ontmoette Hans die met zijn troepje soldaten aankwam. Hij zag er niet slecht uit, maar toen ik met hem alleen was begon hij te snikken. Hij voelde zich eenzaam. En hij was nog zenuwachtig. Ik troostte hem en monterde hem op, en we zaten in de boerenhofstee, bij boer en boerin en aten boterammen en rijstetaart. De Hollandsche soldaten zijn lummelig, onoogelijk, maar geduldig en gewillig. Ik zie veel goeds in deeze geweldige krachtsinspanning van ons volk. De socialisten, die hier teegen in willen gaan, hebben practisch volkoomen ongelijk, al is hun gevoelen en theorie juist. De Forte-kring is van hun gevoelen en inzicht - maar zou, op dit oogenblik absoluut geen kritiek uitoefenen, eer de materieele strijd gestreeden is. Dit is een moment van kataklysme waar de van vroeger opgehoopte krachten tot uitwerking koomen. Die werking moet eerst voorbij en tot rust zijn, dan gaat de Kring bouwen voor het nieuwe leeven. En deeze katastrofe kan het nieuwe leeven alleen nader brengen. De defensieve strijd moet gestreeden worden, ooveral waar een grootere vrijheid zich handhaaft. Daarom voel ik bewonderend en sympathiek voor Holland's houding van thans. En het verheugt me dat het parlement eenig en waardig is. Ik gun zelfs de Koningin haar mooie rol. Als ze maar weet dat dit de laatste stuiptrekkingen van het monarchisme zijn. Nu ik dit alles klaarder zie, kan ik weer werken. Ik | |
[pagina 19]
| |
schreef heeden weer aan mijn drama.Ga naar eind* Vondel schreef wel in benarder positie. Maar niet in geweldiger waereld tumult. | |
woensdag 5 augustusHet is een heerlijke, vreedige, maan-verlichte zoomernacht. En op een kilometer van onze grens is de menschen slachting aan den gang. Van middag reed ik weer naar Hans, op zijn fort de Winkel, met Zuster Obbes. Het land was onbeschrijfelijk mooi met de wolkenluchten booven het volle zoomergroen. En wij dachten, zal dit rijke, rustige welvarende land verwoest worden... om niets? Hans was gezond maar weinig hoopvol. De kracht van het Duitsche leeger scheen hem onverwinlijk. Maar op dit oogenblik biedt België dapper weerstand. En de militaire kliek in Duitschland weet niet wat ze begonnen is. Engeland zal Hamburg blokkeeren. De sympathie heeft Duitschland verlooren, en de kleine staten voelen zich onrechtmatig en diep beleedigd en gebrutaliseerd. Onze soldaten waren opgewekt. Alles is gereed tot inundatie. Van avond moeten de houten huizen in onze buurt ontruimd. [...] Ik voel mij wel iets nerveus en gespannen, maar innerlijk diep rustig. Ook frisch, en tot alle inspanning geschikt. Ik ben blij dat ik mijn moeder bij me heb. Ik voel een volkoomen gemis aan verantwoordelijkheid voor deeze ellende. In niets heb ik er toe meegewerkt, met al mijn kracht en verstand ze bestreeden. Ik weet dat het goede er uit moet voortkoomen. Waarschijnlijk een opbloei van kleine, zelfstandige federatieve groepen. En soms voel ik de rustige eeuwigheid der dingen, wolken, maannacht, aard-bestaan sints veele aeonen, waarbij deeze verschrikking een kort, noodzakelijk moment is, een ooverspringende vonk, een ineenstortende gletscher. En als ik denk dat ik ook misschien vluchten moet, dit dierbare huis en tuin verlaten, met vrouw, moeder en kindertjes - dan ben ik daar getroost op voorbereid. Groote événementen doen groot voelen en denken. | |
donderdagmiddag 6 augustusHeeden ben ik veel minder goed. Ik ben somber, beklemd, nerveus en lijd dan zeer. Ik sliep weinig van nacht en voel [me] moe en droomerig, met die vreemde onbestemde herinneringen die men niet thuis kan brengen. Het voelt zoo hulpeloos en machteloos. Wat kan men beginnen teegen die bruute, beestachtige kracht? En waar kan men zich onttrekken aan die drukkende, walgelijke ellende. Ik voel al een walging als ik couranten of kaarten zie. Men moet! men moet! - Zooals Paul zei ‘het moet wel!’ Ik krijg verlangen naar Zee. Daar heeft men een wijd uitzicht. Het ergste is dat ik voor mijn gezin moet optreeden en weinig kracht tot initiatief voel. Zal ik blijven? Zal ik naar Amsterdam gaan? Zou ik nog eens in kalme gemoedsrust op dit alles terug zien? | |
[pagina 20]
| |
vrijdag 7 augustusGister middag had Zuster Obbes de sterke gewaarwordingGa naar eind* van Paul, die mij gerust liet stellen. Zij kwam het mij opgewekt en energiek mee deelen. Paul liet mij weeten dat ik niet bezorgd moest zijn. Ook Truida had een gevoel van verligting, een bevestiging van haar gevoel, van den aanvang af waargenomen, dat wij gespaard zouden blijven. Ik nam die aankondigingen dankbaar aan, maar voelde mij niet gerechtigd er geheel naar te handelen. Ik wil mij, inteegendeel, op het ergste voorbereid houden. Ik blijf in Bussum tot de oorlog aan Neederland verklaard is, en ga dan, als de Engelschen baas zijn op zee, naar Wijk aan Zee. Anders naar Amsterdam. Heeden nacht sliep ik heerlijk en van morgen had ik weer veerkracht. Wat Duitschland nu doet is economische zelfmoord. De brutale inval in België is erger dan een misdaad, het is een domheid. Nu is het duidelijk hoe alles loopen moet. Al ooverwint de Duitsche armee nu nog ooveral, het Duitsche prestige in de waereld is gebrooken. Niemand zal nu het gezwets van den Keizer nog gelooven, buiten Duitschland. Alle vrije landen zullen het Duitsche woord wantrouwen, en het Duitsche militairisme beschouwen als een gevaarlijk beest dat getemd moet worden, zoo noodig door honger. Een economische boycot, van alle kleine en groote niet-Duitsche staten, zoolang de militaire kliek daar regeert, dat is de weg. En daarheen gaat het nu van zelf. Ooveral wordt de Duitsche handel geschaad en vernietigd. | |
zaterdag 8 augustusHeeden ben ik weer minder veerkrachtig. Ik weet dit zijn voorbereidingen voor den grooten oovergang. Ook daar begeeft ons nu en dan het geduld en de berusting. Maar ik denk dat dit niet buiten een zekere grens kan gaan. Vandaag deprimeert mij vooral de ontzettende domheid van het geval. Het is alles juist ongeschikt om te bereiken wat de aanstichters willen. Gister avond reed ik weer naar Hans, door reegen en modder. Maar ik miste hem. Hij was naar Bussum gereeden. Ik zat te Abcou in een café te eeten, en heb daar een heerlijke herinnering aan. Ik voelde weer innerlijke rust en genoot de schoonheid van lucht en land. Het vreedsame dorp. Er was ontspanning in de gemoederen en meer vroolijkheid. Ik wist nu ook hoe alles gaan zal. Maar langs welke weegen en in welke spanne tijds, dat weet ik niet. Hans had mij verteld dat hij een troep onder zich had, waarin veel Amsterdamsche joodjes. [sic!] Een heette er Honing, een Peper, een Mostert en een Druif. Toen ik in Abcou was vroeg ik een soldaat een pakje aan Hans oover te brengen. Hij zei dat hij ook onder zijn commando stond, en hij heette Komkommer. Ik kreeg een brief van TagoreGa naar eind*. | |
maandag 10 augustusHeeden kreeg ik brievenGa naar eind* van Rang, van Gutkind, van Geldmacher, van Mitrinovic. De vrees dat Holland zal aangevallen worden, neemt af. Duitschland krijgt de han- | |
[pagina 21]
| |
den te vol. Een kwaad teeken voor Duitschland is de onmiskenbaar opgeschroefde onjuistheid der Berlijnsche berichten. Zoo schrijft men niet als men volle zelfvertrouwen heeft. Gisteren weer een tocht naar Hans. Ditmaal prettiger dan de voorige. Het was mooi weer, Hans was opgewekt, er waren tal van bezoekers. Het geleek een pic-nic. Ooveral soldaten met meisjes bij den weg. Ik kreeg een sterken indruk van de opleeving van Holland. Zooveel vertrouwen in onze weerbaarheid heb ik nooit beleefd. Wij rustten aan het Meerhuis te Abcou. Ik zwom in het meer. Alles vol echt Hollandsch zoomerschoon. Nooit heb ik dat stuk van ons land zoo leeren kennen en bewonderen. [...] | |
vrijdag 14 augustusGisteren berichten van de Geldmachers. Ze zijn precies als de Engelschen in 1899 tijdens den Boerenoorlog. Ze laten zich geheel beliegen en opwinden door hun regeering en hun pers, en ze gebruiken opgewonden rhetoriek die wee maakt. Arme, arme menschen. Ik schreef eeven oopenhartig als indertijd aan mijn Engelsche vrienden. Ook een rondschrijven aan den Kring. [...] Maar mijn tijd van spreeken is nog niet gekoomen. Shaw zei het zeer goed: wij strijden teegen Potsdam, niet teegen Duitschland - het Duitschland van Bismarck heeft ons 40 jaar verveeld, we willen zien of dat van Goethe en Beethoven nog leeft. We zullen nu Frankrijk helpen teegen Potsdam. Zooals we eenmaal Duitschland teegen Rusland zullen helpen. Ik ging gister weer naar Hans. Ooveral zijn de soldaten opgewekt en beleefd. Er wordt geen drank gedronken. De groote slag in België blijft nog uit, maar iedere dag is winst. Omdat het élan verzwakt en de economische toestand buiten Duitschland zich herstelt, en in Duitschland de schade steeds zwaarder gevoeld wordt, door zijn isolement. [...] | |
zondag 16 augustus[...] Ik ben zeer neerslachtig, met oorsuizen. Alleen slaap ik zwaar en lang. De oorlog bedroeft me zoo, om het reedelooze, domme, akelige - en het leugenachtige, het moedwillig liegen uit een of andere politieke reeden. Wat een figuur maken die diplomaten, die als deftige, beschaafde menschen optraden en nu elkaar voor bedriegers, woordbreekers en leugenaars uitmaken. Ieder van hen is er door geblameerd. Ik weet dat ik meer vertrouwen moest hebben. Ik weet dat hét Heelal volmaakt is, en dat dit alles ten goede strekt. Zelfs in mijn kleinen gezichtskring zie ik al de moogelijke zeegen na den storm. Maar ik kan het niet voelen en ben nu diep gedeprimeerd. Het einde van dit conflict schijnt nog zoo ver. Geduld! geduld! De Tsaar heeft Polen de autonomie beloofd. Dat zou een wijze zet zijn - als het ernstig gemeend is. Het is vuil werk uit al die leugenberichten van weerskanten de waarheeden te visschen. | |
[pagina 22]
| |
dinsdag 18 augustusWeer een nieuwe flater van Duitschland. België nogmaals tot toegeeven te verzoeken, onder complimenten voor zijn ‘schitterende verdeediging’. Dat werkt natuurlijk precies verkeerd. Het wijst op eigen zwakte en verhoogt het zelfgevoel der Belgen. Hun antwoord was dan ook flink en waardig. Eergister was Jacob de Haan hier.Ga naar eind* Die is geen Neederlander maar jood, Zionist. Hij zou direct voor Zion vechten, niet voor Holland. Hij verwacht dat Duitschland te land zal ooverwinnen en op zee precies stand houden. Mariatti en BorelGa naar eind* verwachten blijkbaar een débácle voor Duitschland. Volgens Mariatti blijft er van Oostenrijk niets heel. Jacob de Haan kan niet gelooven dat de Duitsche regeering en generale Staf zoo dom zou zijn geweest, om ook deezen toestand niet te voorzien. Maar intusschen zie ik toch hoe ze flater op flater begaan. Ook Japan keert zich nu teegen hen. En Amerika is eenstemmig geërgerd en verontwaardigd. [...] | |
zondag 23 augustusEeven gedrukt, moe van verdriet. Dat een groot volk deeze bandietenmoraal van den Rijkskanselier toejuicht - dat is het toppunt. Da hört alles auf. Ik las zijn reede in den Rijksdag nu geheel. ‘Wij doen onrecht en we zeggen het royaal, we doen dat uit nood, en nood kent geen gebod. Maar we zullen het goedmaken.’ Goedmaken! Goeie God! Een boef steekt je huis in brand en vermoordt je kinderen, en zegt vooraf dat het hem spijt en dat hij het goedmaken zal. En brave, goedhartige eerlijke menschen als Paul Geldmacher onderschrijven dit. We beslooten niet naar Wijk aan Zee te gaan. En dat gaf ons allen rust. Het is ook beeter. Komt er werkelijk oorlogsgevaar in ons land, dan is ook Wijk aan Zee niet veilig en moeten wij naar Amsterdam. [...] | |
zaterdag 29 augustusLeuven verwoest. Zoo volgt een misdaad uit de andere. Er is geen andere hoop voor Duitschland dan het Duitsche volk zelf. Alleen als dat tot bezinning komt is er een einde aan de ellende. [...] Het is steeds prachtig zoomerweer. Een fel en wreed contrast - ook een sereene vermaning. Wij kennen zooveel, waereldkatastrofen, zonnen die botsen - waarbij dit wat nu gebeurt een klein incident schijnt, van uiterst vluchtigen aard. |
|