| |
| |
[Folio *****4v]
[fol. *****4v]
| |
No. 2.
Bericht van den Gouverneur Mauricius aan d' Ed. Societeit van Suriname, in dato 30 November 1751. op de Memorie door d'Eerw. Classis van Amsterdam, den 3 dito overgegeven.
EDELE GROOT ACHTBAARE HEEREN,
Myn Heeren!
Ik heb met alle respect ontfangen U Ed. Gr. Achtbaare aanschryving om te dienen van berigt op de Memorie van weegen de Eerw. Classis van Amsterdam aan U Ed. Gr. Achtb. gepresenteert, behelzende verscheyde Articulen, op welke ik de Eer zal hebben my te Expliceeren na de order, in die Memorie gehouden.
Op het Eerste, raakende het onderwys der Negers in de Christelyke Religie, zoo is aan U Ed. Gr. Achtb. bekend, dat ik gedurende myn gantsche bestier en van deszelfs aldereerst begin af aan, de voortgang van dat Godvrugtig werk by alle gelegentheden met al myn vermogen heb getragt te favoriseeren; de Predikanten Yver, Vieira, Klyn, de Ronde, en de hier praesenten Do de Liege zullen konnen getuygen, hoe dikwils ik met haar Eerw., inzonderheid de twee eerste, daar over gebesoigneert heb, om de Swarigheden (waar het mogelyk) te faciliteeren, gelyk ook van tyd tot tyd eenige Negers, schoon weynige, tot het Christen Geloof overgebragt zyn, en belydenis gedaan hebben, met veel lof en genoegen, waar onder specialyk de Gouverneurs Kock Benjamin, U Ed. Gr. Achtb. toebehoorende; dog uyt de klagte van eenige der gemelde Heeren Predikanten zullen U Ed. Gr. Achtb. begrypen, dat de meeste Meesters doorgaans aan haar Slaaven een quaad Exempel geven, dat dus, (zoo als ik eens in het eerste begin aan een voornaam Heer der Ed. Societeit geschreven heb) de bekeering der zoogenoemde Christenen in de Colonie diende voor af te gaan, eer men van de bekeering der Heydenen iets hoopen kan.
Ik moet 'er byvoegen met leetweezen, dat de meeste Planters verre van dat Godvrugtig werk te willen faciliteeren, het zelve dwarsboomen, en zelfs volgens haar Principien en Systeme absoluit oordeelen, dat het schadelyk voor de Colonie zoude zyn. Een klaare proef hier van hebben U Ed. Gr. Achtb. gezien in
| |
[Folio ******1r]
[fol. ******1r]
| |
de Hof Notulen sub A., waar uyt blykt, dat ik kort na myn aankomst een Propositie in het Hof heb gedaan, om maar een kleyn begin te maaken met de Vraagjes van Borstius en andere beginselen van het Geloove te vertaalen in het Neger-Engels; welke vertaling door myn Zoon gemaakt, dus reeds gereed was, dog uyt het Antwoord van den Raad tan men oordeelen van de Generaale Sentimenten van het algemeen. Ik ben en blyve aldus voor als nog van begrip, dat het opregten van een School voor Neger-Kinderen voor eerst veel swarigheden zal ontmoeten, vooral geconsidereert de groote uytgestrektheid van de Colonie, dog dat men by provisie met het eenvoudig middel, in de gemelde Notulen door my voorgeslagen, een proef zou konnen neemen.
Op het Tweede, raakende zeeker Godvrugtig Legaat, kan ik niets adviseeren, dan dat men, desselfs Existentie onderstellende, het inkomen voor eerst zou kunnen employeeren ter belooning der Predikanten die van Tyd tot Tyd in de Huysen en op de Plantagien zouden gaan examineeren, of het gemelde provisioneel middel gepractiseerd wierd.
Op het Derde, namentlyk het opentlyke Verval, Versuym, en Bespotting van Godsdienst, is het my leet de klagten van de Predikanten te moeten appuieeren; dog 't is aan U Ed. Gr. Achtb. te gelyk bekent, dat ik nooyt versuymt heb daar van op zyn tyd kennis te geven, en alle de vermogens van myn Ampt daar tegens aan te wenden, en om zulks rerum testimoniis aan te toonen, refereer ik my tot de Bylaagen sub B. &c. welke ik verzoeke, dat tot myn decharge aan de Eerwaarde Classis mogen gecommuniceert worden. Men zal daar uyt zien, dat nog ik, nog de provisioneel Raad Fiscaal de Vries niets versuymt hebben om de gepleegde Kerkschendery te vindiceeren; dog te gelyk zal men uyt B. 13 lo zien, hoe zelfs een Vrouw, die getrouwt is geweest met drie Gouverneurs, en nu een tweede Predikant, en zelfs Do. Du Voisin (c'est rout dire) tot haar vyfde Man heeft, een Vrouw, die de uiterste deftigheid, ja devotie affecteert, en sig ook geërigeert heest tot het hoofd der Cabale, verre van deeze vindicatie te ondersteunen, ter contrarie de Justitie met een plompe falsiteit heeft getragt te eludeeren en te bespotten; Ik moet 'er zelfs byvoegen, dat de persecutie van deese en andere Lands Scandalen de Causa proxima is geweest, die de Cabale, waarin Carilho en Scherping met de zyne een groot gewigt maaken, aangezet heeft om den Coup tegen my en de provisionele Raad Fiscaal de Vries te verhaasten, juist op het tydstip, wanneer gemelde Fiscaal besig was met de procedures voort te zetten zoo over deeze Kerkschenderye, als over gemelde falsiteit, en N.B. den eygen nademiddag, wanneer de provisioneel Fiscaal my als Praesident 's morgens had overgegeeven de Memorie sub D. behoorende tot de merkwaardige perquisitie over twee onegte Kinderen, en in welk perquisitie in 't prospect was gebragt zeekere Dame, die zeer naa is geparenteert aan Pichot en Cellier, de hoofden der Cabale, zoo als dit alles breder gezien kan worden uit de Bylagen
| |
[Folio ******1v]
[fol. ******1v]
| |
sub E. Een saak nogtans, die na Goddelyke en wereldlyke gronden van order de uitterste attentie verdient, dewyl deese twee kinderen, zynde een jongetje en een Meysje, seer gevallig zig te Amsterdam feer na by malkanderen bevinden, en zelfs malkanderen zomtyds zien. Indien het dus waar is, dat sy Susje en Broertje zyn, (gelyk alle presumptien daar heen loopen) zou dit by aangroei van Jaaren een gruwelyk misverstand konnen geeven, waar aan men niet dan met schrik gedenken kan: en men oordeelde dus, of het niet hoognodig en pligtelyk is, dat de staat deeser Kinderen onderzogt word. Egter zal men uit de Stukken zien, hoe godloos en bespottelyk de navorsing der Regeering in deese saak geëludeert is geworden, en zelfs hoe gevaarlyk het is in Suriname een ampt van Justitie waar te némen na Eed en pligt.
Omtrent het vierde Poinct, raakende het geeven van Bals in Nagtmaals weeken, refereer ik my tot het Relaas, reeds geallegeerd sub B. 1, 2, 3, 4, en 5 vaar in men ziet de Historie van een Bal, gegeeven met Trompetten en bespottelyke Instrumenten, en verzeld met allerley onbesuistheden in den nagt voor het H. Avondmaal, allernaast het Gouvernement, en men ziet te gelyk, dat wanneer ik op verzoek van den Predikant daar in amptshalven heb willen ordre stellen, ik vuilaardig bespot, en van Jongens uitgejouwd ben geweest. Dewyl dit was voorgevallen in den Tyd, wanneer wy de aankomst der Heeren Commissarissen alle dagen te gemoet zagen, heb ik my vergenoegt met haar Ed. Mog. daar van kennis te geeven en de vindicatie daar van aan haar Ed. Mog. te desereeren.
Op het vyfde, raakende de vervolging der Nederduitsche Predikanten, om dat zy niet mede als du Voisin hebben willen deel neemen in de Rebellie tegen de wettige Regeering, moet ik tot elucidatie nog by voegen, dat de groots haat der Cabale tegen de Heeren,Yver en Vieira, voornaamentlyk verwekt is door 't volgende.
Zoo ras de tyding in Suriname quam, dat eenige Ingezetenen sig hadden laaten induceeren om een Procuratie op du Plessiste teekenen tegen de Gouverneur en Regeering, maakten verscheyden voornaame Ingezetenen een contra Teeckening, hier nevens gaande sub F., waar in ook gevonden zullen worden de Naamen van Emanuel Vieira en Pierre Yver, dog dewyl ik altyd geoordeelt heb, dat diergelyke onderteekeningen by turbe gevaarlyk zyn, heb ik gemeend, dat welmeenende geen quade Exempelen behoorden te volgen. Ik heb dus zelfs den voortgang daar van gestuit, en het Papier onder my gehouden, ook heb ik gemeend dat het zoo reeds over genoeg was om de feditieuse teekening voor du Plessis (die geen meer getal van Teeckenaars dan deese heeft) te contra balanceeren, voor al, wanneer men considereert, hoe Godloos veele Teeckenaars van du Plessis, misleid zyn geweest, en wat sinistre middelen men tot werving van dezelve heeft aangewend, (zie myn Memorie by de eerste Depeche No. 3. en 6.)
| |
[Folio ******2r]
[fol. ******2r]
| |
zoo 't ook op 't getal aanquam, kon ik de gansche Joodse Natie, die een derdendeel der Ingezetenen maakt, daar by voegen, except alleen de Aanhangers van Carilho. Doch ik reekende in het geheel geen teekening van Particulieren noodig te hebben, dewyl ik immers voor my had de bekende solemneele betuigingen van de Hoven van Policie en Justitie, het Collegie van Commissarissen, en N.B. het gantsche Corps van Burger Officieren, en vervolgens van alle, die in een publicque saak behooren Stem in het Capittel te hebben. Onderwyl heeft egter de Cabale (schoon deeze teekening nooit geparoisseert heeft) de wrok behouden tegen de Teekenaars, en speciaal tegen de gemelde twee Predikanten, als welker Credit si testimonia pondereniur, non numereniur, de gantsche waagschaal behoort over te aalen, gelyk ook uit het geen ik zoo aanstonds verhaalen zal, gezien kan worden, dat de Cabale het voor of tegen van een Predikant zeer hoog reekent.
Ik val dus natuurlyk op het vyfde Poinct, raakende Do. de Ronde, op wiens subject ik alleen behoef te Produceeren syn eygen verklaaring sub G. welke met een Penceelstreek de gantsche handelwys der Cabalisten afschildert, naamentlyk hoe sy eerst eerlyke Lieden, zelfs Predikanten tragten om te koopen, en als zy daar in niet slagen konnen, dezelve onversoenbaar vervolgen.
Op het sesde, raakende Do. du Voisin, behoef ik niets te berigten, dewyl het Eerw. Classis aan de eene zyde deszelfs tomeloze wederspannigheid zoo tegen Kerkelyke als Wereldlyke Overigheid, en aan de andere zyde de verwonderens-waardige lankmoedigheid, die de Regeering ten respecte van het Eerwaardig Caracter ten synen opsigte geoeffent heeft, zelf grondig weet en kent (zie de Bylaagen sub H.) hy is het zeekerlyk, die, schoon in syn hart en ziel overtuigd geweest zynde van myn droicture en eerlyke gevoelens, ter complaisance van een Ryke Vetula beata niet alleen syn Pen tegen de E. Societeit en my gescherpt heeft, maar zelfs sig niet geschaamt heeft met Bef en Mantel sig aan het hoofd te zetten van een seditieuse by-eenkomste, in het gezelschap van ryp en onryp, Christen en Jood, ja van besoignes en Conferentien, waar in die zelve bovengemelde Barrios, actueel in Reatu zynde over Kerk-schendery; als Schryver de pen voerde; voor het overige gebruikt hy de Preekstoel, niet zoo zeer om Gods Woord te verkondigen, als wel om syn sublime politicque meditatien te debiteeren by forme van discoursen of professorale Lessen, zonder eenige Preekstyl, of gewoone order. Hy heeft dus reeds voorleeden Jaar een gantsche cursus gedaan van het jus publicum der Colonie, predikende successivelyk over het ampt van Gouverneur, van Magistraaten, van Regters, en zelfs over het Octroi en de quote van de Societeit. Ik zou dit breeder uithaalen, zoo ik niet vreesde gesuspecteerd te worden van partydigheid, dewyl hy my de gaieté de coeur heeft geattacqueert met een gantsche Foliant over de behandeling der Switsers, waar in ik N.B. aan haar Ed. Mog. heb aangetoond twee notoire godloose falsiteiten van de allerplompste
| |
[Folio ******2v]
[fol. ******2v]
| |
soort, en die naa alle regt en order niet alleen hem alle gehoor en ommegang fatzoenlyke Lieden behoorden onwaardig te maaken, zelfs naa rigeur van regten met de poena falsi te worden gestraft.
Ik verzoek excus, Edele Groot Agtb. Heeren zoo dit Berigt met de Bylagen opereuser is geworden dan ik gedagt had, dog ik heb zulks nodig geagt tot myn decharge, dewyl onkundige, hoorende, dat 'er een klagte was ingebragt, door een respectabel Corps over bespottinge van God en Religie, sig zoude konnen verbeelden, dat de Klagten tegen my en over myn Bestier was, daar nu in tegendeel blykt, dat ik zelfs my Haat en Vervolging geattireerd heb, om dat ik op het subject der gemelde klagten myn pligt heb willen doen, het zoude my dus zeer aangenaam zyn, zoo deese Memorie van de Eerwaarde Classis en myn Berigt mogt worden publicq gemaakt, ten eynde de waarheid blyken mag.
Waar meede ik met alle onderdanigheid blyve
Edele Groot Achtbaare Heeren,
Amsterdam den 30 Novemb. 1751.
U Ed. Groot Achtb.
Zeer gehoorsaame en zeer getrouwe Dienaar (Was geteekent)
JJ. MAURICIUS.
|
|