Addenda.
Op bl. 136. In: J.Z. Baron's Klucht van Kees Louwen ofte den geschoren boer’ (Ned. Kluchtspel III, 12.) wordt gewag gemaakt van Gerrit van Raephorst. De boer zegt nl.:
Je hebt hem niet voor, die je mient; 'k ben noch van de afkomst van Heer Gerrit van Rapen;
Al de knynen, die ick selfs kan vangen, soo in Wassenaer, Kattiker of Noorticker duyn,
Die zyn myn, daerenboven heb ick de vrucht, als ze geplukt is, uyt den Heer Houtvesters tuyn;
Waarschijnlijk had Pieter de Grebber dus inbreuk gemaakt op het jachtrecht van Raephorst.
Op bl. 409. Den inhoud van dit lied vinden wij terug in den Dial. Mir. van Caesarius van Heisterbach. Zie: Moll, Kerkgesch. van Nederland v.d. Herv. IIe Deel, 4e stuk bl. 37.
Ik vergiste mij, toen ik van twee zoons sprak. Met de ‘broeders’ zijn vader en zoon bedoeld.