Die geistigen und sozialen Strömungen des neunzehnten Jahrhunderts te staan; doch Ziegler spreekt slechts over Duitschland. Het verzamelwerk Eene Halve Eeuw (Amst. 1898), dat de tweede helft der 19de eeuw behandelt, geeft hier en daar belangrijke aanwijzingen; doch wie kan zich ééne voorstelling vormen uit die 36 overzichten, samengesteld door 35 mannen en 1 vrouw, die hunne taak op zoo verschillende wijze hebben opgevat en vervuld?
Daarbij komt, dat de invloed van vreemde literaturen op de onze sterk is geweest ook gedurende de laatste veertig jaren. Een omvangrijke kennis dier vreemde literaturen is noodig voor wie de onze wil bestudeeren, zoowel om het eigene te kunnen scheiden van het ontleende, als om de letterkundige stroomingen van dezen tijd te leeren kennen, die bij groote volken doorgaans duidelijker te onderscheiden vallen. De West-europeesche literatuur van de laatste veertig jaren is mij niet onbekend; maar ik zou haar veel beter moeten beheerschen, eer ik mij in staat zou achten tot het vormen van een algemeen oordeel.
Ten slotte: ik acht den tijd voor een wetenschappelijke behandeling van dit deel onzer literatuurgeschiedenis nog niet gekomen, ook omdat wij hier - in veel hooger mate dan bij de beschouwing van vroegere tijden - belemmerd worden door onze, toch al onvermijdelijke, subjectiviteit. Wij staan te dicht bij die auteurs, grootendeels onze tijdgenooten, om ze met voldoende onbevangenheid te kunnen beoordeelen; de meesten hunner leven en werken nog; een oordeel over hun wezen en hun waarde voor ons volk laat zich bezwaarlijk vormen, vóórdat hun werk als een afgesloten geheel vóór ons ligt; wij missen te zeer de hulp van den Tijd, die met zijn wan het kaf van het koren zal scheiden.
Belangwekkend acht ik onze letterkunde der laatste veertig jaren in hooge mate; doch voor den geschiedschrijver die meer wenscht te geven dan een samenstel van namen, titels, jaartallen, inhoudsopgaven en enkele eigen indrukken, een al te zware stof ter bewerking.
G.K.