Adolf, Hendrik en al die overige Nassau's, Maurits niet te vergeten; edelen als Egmond, Hoorne, Bergen, Brederode, Marnix en Thoulouze, Jan van der Does, Van der Marck en tal van anderen, elk met zijn eigen geestelijke physionomie; staatslieden of hoogwaardigheidsbekleeders als Oldenbarnevelt, Aerssen, Pauw, Buys, Elbertus Leoninus; predikanten als Duifhuis, De Ries, Dathenus, De Bray, Modet, Uyttenbogaert, Arminius en Gomarus; burgemeesters als Cornelis Pietersz. Hooft en Adriaan van der Werf; kooplieden als Lemaire, De Moucheron en Usselincx; vlootvoogden en zeevaarders als Heemskerk, Van der Haghen, Van Neck, Van Noort, Barentsz.
Het is even treffend als natuurlijk, dat wij juist in dezen tijd de portretkunst zich zien ontwikkelen; dat tal van voortreffelijke portretschilders: Ketel, Van der Voort, De Vos, De Heere, Antonio Moro, in hunne kunst den nationalen geest handhaven tegenover den sterken invloed der Italiaansche kunst, waaraan zij toch groote verplichtingen hadden; dat wij op de schutters- en regentenstukken van Ketel en Aert Pietersz., van Cornelis Anthonisz. en Dirck Barendsz. de kloeke burgerijen dier dagen vóór ons krijgen in tal van uitnemend gepenseelde koppen, sympathiek of weinig aantrekkelijk, doch zelden onbeduidend, doorgaans belangwekkend in hun levensernst en levensmoed, in de kracht vooral, kracht van voelen en willen, die uit hun gansche wezen spreekt.
Dat onder al die individuen ook individueele kunstenaars waren, zagen wij reeds bij de vermelding der portretschilders. Ook de kunstenaars van het woord ontbreken niet onder hen. De beelden van een negental hunner hebben wij nu te schetsen. In hun leven en hun werk zullen wij de groote gebeurtenissen en de onderscheiden geestesstroomingen van dien tijd hervinden. Richten wij het oog op hunne herkomst, dan zien wij dat de