waar hij God weet te bewegen zijn laatste wonder te doen: verdwijnen. Sindsdien leeft Hij nog slechts mondeling voort als ‘tussenwerpsel’, aldus de atheïstische satiricus Raoul Chapkis.
Ik sta op m'n hoofd, het andere boek, verschilt in wezen niet veel van De reizen van pater Key. Er is dezelfde sfeer van satire, science-fiction en geniaal puzzelen. Het ‘mannetje’ Key is hier alleen vervangen door een ander ‘mannetje’, dat zich Raoul noemt en dat ons meesleept en vermaakt met zijn pose van briljant conferencier, van alles opnieuw uitdenkend ‘genie’, onder de motto's ‘Raoul en de mensheid’, ‘Raoul en de cultuur’, ‘Raoul vertelt’, enz. Het blijkt dat Raoul even fantastisch gemakkelijk klaar komt met de talloze problemen en probleempjes die hij zich stelt als zijn gecastreerde pater Key met het bijgeloof, waarop hij stuit in weliswaar vreemde, maar niet bijzonder gevaarlijke werelden.
Ik sta op m'n hoofd is een bundel artikelen, door Chapkis ‘essays’ genoemd. Waarschijnlijk niet ten onrechte, want dit inventieve, hypothetische, incoherente denken benadert dicht wat het essay oorspronkelijk is: een ‘probeersel’. Het is alsof Chapkis steeds uitgaat van een ‘Gesteld dat...’. Bijvoorbeeld: gesteld dat er een ziekte genaamd ‘indifferitus’ uitbrak. Wat zou er dan gebeuren? Of: gesteld dat je geen geld hebt en toch de theaters wilt bezoeken, gesteld dat de atoombom valt, dat wezens van een andere planeet over de aardbol zouden nadenken, enz. Zijn zelf bedachte hypotheses uitwerkend, ze doordenkend tot in de absurdste consequenties, blijkt Raoul altijd verrassend te zijn en dikwijls geestig.
Toch las ik deze essays met minder onverdeeld genoegen dan zijn verhalen over Key (waaraan bovendien een visuele dimensie werd toegevoegd door de speelse en intelligente tekenaar Peter Vos). Bij het volgen van Raouls briljante goocheltoeren moest ik namelijk wel eens denken: kom nu zelf eens