Parade der mannenbroeders
(1964)–Ben van Kaam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |||||||||||||||||||
Het a.r.-weekblad ‘De Houten Pomp’ ter ziele
‘Ach de Houten Pomp gaat zinken!’
Enkelen nemen 't hoedjen af;
Maar meest zie 'k nog een grijnslach blinken
Bij dit droevig, roemloos graf.
't Stiefkind op verschoven plekje
Heeft z'n leven afgeleid;
Koelheid schimpt bij 't kerkhofhekje:
‘Kijk, dien lastpost zijn we kwijt!’
Aldus dicht Bart van de Veluwe (pseudoniem van B. van Mourik) in maart 1930 in de achtste jaargang van De Houten Pomp. De N.V. Arnhemsche Boek-, Courant- en Handelsdrukkerij heeft wegens gebrek aan abonnees moeten besluiten de uitgifte van het a.r. satyrieke orgaan te staken.
Zeven jaar ruim mocht gij vuren
Uit het Rechtsche legerkamp;
doch uw dreunen kon niet duren;
Nu verdwijnt g' in rook en damp.
‘De tijden zijn ernstiger geworden’, schrijft de tekenaar Hein Kray in een afscheidsartikel, ‘er is minder plaats dan vroeger voor de ironische, vroolijke uitbeelding en er is meer gelegenheid ontstaan voor de ernstige plaat’. Ziet hij het goed? Het rooms-katholieke zusterorgaan De Roskam ging reeds in 1929 ter ziele en De Notenkraker van de SDAP zal het ook niet lang meer maken. Maar ook is waar, dat het protestants-christelijk erf geen vruchtbare voedingsbodem blijkt voor politieke spot. Reeds in 1925 jubelde de nogal door De Houten Pomp geplaagde heer Snoeck Henkemans in De Nederlander: De Houten Pomp, het a.r. caricaturistisch weekblad zal waarschijnlijk met het einde van het jaar ophouden te verschijnen. Het blad wil er - gelukkig maar! - blijkbaar niet in. De Banier, van de staatkundig gereformeerden, stemde daarmee in. Gelukkig! zeggen ook wij. Ernstige zaken moeten ook ernstig worden behandeld. We hebben ons nimmer met De Houten Pomp ingelaten en achten het een gunstig teeken, dat ook de a.r.-pers zo nu en dan haar afkeuring er over te kennen gaf. 't Is beter zich ernstig toe te leggen op de studie der beginselen, dan zich te vermaken in een politiek stuiversblad. Maar de doodsklok luidde toch nog vijf jaar te vroeg. Vooral in onderwijzerskringen bleef men De Houten Pomp trouw. De finan- | |||||||||||||||||||
[pagina 174]
| |||||||||||||||||||
ciële zorgen groeiden evenwel met het jaar. In 1925 ging men een ruilovereen-komst van spotprenten aan met De Roskam, het spotblad van de rooms-katholieken. Ook gebruikte De Houten Pomp vroeger geplaatste clichés, die van een nieuw onderschrift werden voorzien om de kosten van het blad te drukken. Een plaat van een tussen puinhopen treurend echtpaar: ‘De ramp van Borculo’, is kort geleden nog eens opgenomen onder de ‘Satans triumfen’ om de vervolging van verdrukte Russische christenen uit te beelden. En een plaat van een ernstig door Colijn toegesproken, zeer bedrukt kijkend manspersoon, aanvankelijk voorstellend een in zijn salaris gekorte ambtenaar, doet in het laatste nummer dienst om Colijn een paar bezadigde woorden te laten toevoegen aan rebelse a.r.-jongeren in Friesland. Door de a.r.-leiding is het blad de laatste jaren doodgezwegen. Bart van de Veluwe jammert:
Redacteuren, kamerleden,
Excellenties, grijs en wijs!
Doet ons eens uw meening hooren!
Want die stellen w' erg op prijs,
Is Jan Politiek niet zuiver
Is Hein Kray soms rood ter graat?
Pomp en Pers: levensles.
Een bittere afscheidsprent van Hein Kray op de voorpagina van het laatste nummer van De Houten Pomp, 28 maart 1930. | |||||||||||||||||||
[pagina 175]
| |||||||||||||||||||
Maar geen van de voormannen steekt een vinger uit om de zinkende Pomp te redden. Het abonnementenaantal is geslonken tot ongeveer 500. ‘Men heeft ons wel eens heel erg kwalijk genomen dat we eigen menschen ook niet spaarden,’ schreef Jan Politiek (Standaard-redacteur J. Hollander) ten afscheid, ‘helaas konden we dit niet. We hadden hen nog veel meer aan moeten pakken’. | |||||||||||||||||||
Het geruchtmakende zendtijdbesluit; NCRV juichtZal ten slotte dan eens aan de verwarring in de ether door een billijke regeling een einde komen? Aldus zucht Hein Kray bij 'n prent over de radiostrijd in het laatste nummer van De Houten Pomp. Enkele weken later hakt minister Reymer de knoop door. Op 15 mei beslist hij dat NCRV en KRO samen de zender ‘Huizen’ zullen delen en de AVRO en VARA samen de zender ‘Hilversum’. Gejuich in het protestants-christelijke, het rooms-katholieke en het socialistische kamp. Woedende kreten in AVRO- en Telegraafkringen. Een jaar tevoren had de AVRO 400.000 handtekeningen in een colonne vrachtwagens naar het Binnenhof gereden om zijn eis (één hele zender) kracht bij te zetten. En nu dit. De zendtijd bijna gehalveerd! Maar de NCRV geeft een extra-nummer uit van de Omroepgids. Op de voorpagina prijkt het gelaat van minister Reymer: De man die ons recht deed. De hele zomer van 1930 woedt de radiostrijd. De AVRO ontketent een felle protest-actie tegen het radiobesluit, dat hem gelijkstelde met de ‘sectarische omroepen’. Dr. J. Veldkamp schrijft in Op den Uitkijk van 7 juni: Waarlijk, de protestvergaderingen van de AVRO bieden een allesbehalve verheffenden aanblik ... En wat ik nog erger vind, men heeft zelfs niet geschroomd de Koningin in den strijd te betrekken door er met ophef van te gewagen, dat Hare Majesteit voor de microfoon der AVRO heeft gesproken. De bedoeling behoeft hier geen verduidelijking. De naam van Hare Majesteit wordt zoo gebonden aan de AVRO en de laatste is weer eens gestempeld als bij uitstek ‘nationaal’. Het nationale stempel op ons volk is echter niet neutraal-liberaal, maar reformatorisch. Dr. Veldkamp roept dan uit: Als er één omroep het epitheton nationaal zou verdienen, dan zou het wezen de NCRV... In de strijd om radiozendtijd schermt men met de term ‘het karakter van het Nederlandse volk’. Maar bestáát er wel zo'n volle? Of is het nationaal-eigene van Nederland juist, dat iedereen zichzelf mag zijn, dat er vrijheid is voor ieder? Dr. Veldkamp citeert Prof. Dr. G. van der Leeuw, die in het Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur ontkent dat er een Nederlands volk is. Wij hebben in Nederland eigenlijk vier volken, in administratief verband: | |||||||||||||||||||
[pagina 176]
| |||||||||||||||||||
het roomsche, het ‘christelijke’, het socialistische en de rest. Die ‘rest’ is volgens de professor óf te lauw om zich religieus of politiek warm te maken, óf ze meenen, dat ze vóór alles Nederlanders zijn. Het zijn de vóór-alles-Nederlanders, die zich door De Telegraaf laten opzwepen tot fanatieke protesten tegen ‘verpolitieking’ van de radio. Maar op de Nederlanders die een levenbeheersend beginsel kennen, heeft de campagne van AVRO en Telegraaf een averechts effect. In het lustrumnummer van de Omroepgids constateert NCRV-voorzitter Mr. Van der Deure:
Spotprent in De Houten Pomp van 15 november
1929.
| |||||||||||||||||||
[pagina 177]
| |||||||||||||||||||
Prent in De Houten Pomp van 21 maart
1930.
| |||||||||||||||||||
[pagina 178]
| |||||||||||||||||||
De spot en hoon der tegenstanders bleek het machtigste middel te zijn om onze christenmannen en -vrouwen samen te brengen onder ons vaandel. Welhaast was een aantal georganiseerden van meer dan 80.000 bereikt. En nu op dit oogenblik is de verdeeling van den zendtijd de kroon op ons werk. Immers daardoor wordt onze NCRV gelijkgesteld met de ‘neutrale’ en ‘algemeene’ AVRO. Beter dan vele leidslieden voelen duizenden gewone mannen en vrouwen waarom het hier ten diepste gaat. Ze voelden het in de schoolstrijd. Ze voelen het ook hier. In de NCRV vinden de protestantse christenen ook iets terug van de eenheid der verscheurde kerk. C.A. Keuning, de secretaris-penningmeester van deze omroep, schrijft: Het is heerlijk, dat de eenheid der christenen in den radio-omroep tot uiting komt. En Mr. Van der Deure kan schrijven: Mannen van Hervormde richting beluisteren Gereformeerde predikdiensten, en komen vol verwondering tot de erkenning, dat daarin toch wel frissche nieuwe gedachten naar voren komen. Gereformeerde luisteraars stemmen hun toestel af bij de voordracht van een Hervormden spreker en constateeren - het is historisch - ‘dat die man, wat zijn rede betreft, wel Gereformeerd kon zijn’. Voor de microfoon komen Lutherschen, strijders van het Leger des Heils, evangelisten als Johannes de Heer, en onze leden voelen, dat al die sprekers, redenaars met elkander een éénheid vormen, dat wel hier en daar verschil van meening en inzicht, van wijze van uitdrukking en van vorm wordt geconstateerd, doch dat ze allen leven uit één heilig beginsel, dat ze allen troost putten uit éénen Bijbel, dat ze allen onzen Heere Jezus Christus als hunnen Zaligmaker zoeken en erkennen. En zou deze gemeenschap der heiligen de natie hebben verscheurd? Omroepbestuurder C.A. Keuning schrijft in 1930: Indien een christelijke omroep het nationaal besef schaadt, dan is daardoor onze natie veroordeeld... | |||||||||||||||||||
Fedde Schurer krijgt ontslag aan de Christelijk-Nationale school te De LemmerTerugkerend van z'n werk ziet de 31-jarige Amsterdamse predikant Ds. J.J. Buskes (geschorst bij Geelkerken-conflict in 1926; daarna ‘Hersteld-Verbander’) een man in pilopak bij hem op de stoep staan. Zeker weer een of andere sjacheraar in potloden, denkt de gereformeerde dominee. En omdat hij zeker weet niet ‘neen’ te kunnen zeggen, loopt hij door en wacht een paar huizen verder tot de kerel verdwenen zal zijn. Maar de man verdwijnt niet. De deur gaat achter hem dicht en Ds. Buskes kan niets anders doen dan maar achter hem aan de trap opstommelen naar het bovenhuis. Even later maakt hij kennis met de 32-jarige onderwijzer aan de christelijke school te De Lemmer in Friesland, Fedde Schurer. Toch wel een goeie gereformeerde, moet de dominee toegeven, ondanks het pilopak en de Domela Nieuwenhuis-das. Maar niet iedereen blijkt tot deze erkenning te kunnen | |||||||||||||||||||
[pagina 179]
| |||||||||||||||||||
HET ROODE GEVAAR
Verkiezingsplaat van de anti-revolutionairen in 1929. De grijpende hand was gedrukt in rode kleur. In De Houten Pomp dichtte Bart v.d. Veluwe bij dit affiche:
| |||||||||||||||||||
[pagina 180]
| |||||||||||||||||||
Op de sondagsschool kregen de kinderen plaatjes
met een bijbeltekst. Een probleem was door de jaren heen of het
plaatje moest aansluiten bij de tekst of niet.
| |||||||||||||||||||
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||
In duizenden kinderslaapkamers hing bovenstaande
prent, die uitgegeven werd door de Vereeniging tot Verspreiding
der Heilige Schrift. Op de achterzijde werden enkele
kindergebedjes afgedrukt. Voor het eten: ‘Heere, zegen deze
spijze, Amen’; en voor het slapen: ‘'k Sluit mijn oogjes, 'k
vouw mijn handjes, 'k buig mijn knietjes voor U neer...’
Dezelfde vereniging verspreidde ook onderstaande protestantse
devotie prent van de Goede Herder.
| |||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||
Een knipsel uit de Omroepgids van 22 oktober 1931.
Duizenden zagen de in 1931 gemaakte propagandafilm van
de NCRV: ‘De klokken luiden’.
Een beeld uit de
film.
| |||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||
komen. De onderwijzer is 1 mei 1930 door zijn schoolbestuur ontslagen omdat hij in ernstige mate van de Nederlandse Geloofsbelijdenis zou zijn afgeweken. Fedde Schurer doet z'n verhaal nog maar eens. Vorig jaar, in april, sprak hij in Leeuwarden voor de plaatselijke afdeling van de Christelijk-Democratische Partij, waarvan hij, evenals Buskes lid is. ‘Kristendom en Oarloch’ heet de rede, waarin hij o.a. uitroept: Volg de stem van uw geweten en laat u niet meer africhten en dresseeren voor moordenaarswerk. Wat moet een Christelijk-Nationale school met een pacifist voor de klas? Fedde Schurer wordt op het matje geroepen. En in oktober vorig jaar wordt door het schoolbestuur schriftelijk, gevraagd: of Schurer den 80-jarigen oorlog aanvaardt als een volkomen gewettigden vrijheidsoorlog en een aan onze vaderen opgedrongen religiekrijg ter verdediging van de kerk des Heeren? De gereformeerde onderwijzer antwoordt dat hij met zijn ganse ziel en zijn hele hartstocht staat aan de zijde der strijders voor vrijheid, recht en religie. En ook: Ik wensch, dat ieder Christen ten opzichte van den modernen oorlog en deszelfs toerusting zichzelf in zijn geweten de vraag zal voorleggen: ‘Wat wil mijn Heiland dat ik doen zal?’ Het schoolbestuur kan er geen genoegen mee nemen. Fedde Schurer krijgt een tweede stel vragen toegestuurd, die geformuleerd zijn door de te hulp geroepen Mr. P.S. Gerbrandy (vrijwillige landstormer - tevens bekend als ‘de rode advocaat van Sneek’), en waarin hem het vuur nader aan de schenen wordt gelegd met het begrip ‘rechtvaardige oorlog’. Maar Schurer zegt: Het nobele doel kan het satanische middel niet heiligen. Op 10 februari 1930 krijgt Schurer een verklaring voorgelegd van het schoolbestuur, die hij moet tekenen, wil hij voor de klas blijven. O.a. moet hij verklaren: dat hij alles zal vermijden wat in de harten en hoofden der kinderen de overtuiging omtrent de positie van het overheidsgezag, gelijk die in Gereformeerde en confessionele kringen wordt beleden, zou ondermijnen... Ook buiten de school zou Fedde Schurer z'n mening niet meer mogen propageren. Schurer weigert. Thans is hij ontslagen. Of Ds. Buskes hem wil verdedigen voor de Commissie van Beroep (van de Scholen met den Bijbel), die 9 juli z'n zaak zal behandelen. Zonder een ogenblik te aarzelen, stemt Ds. Buskes toe. Ook hij is met hart en ziel anti-militarist. Oorlog is zonde. Van het dagblad De Standaard, dat hen, CDU-ers, ziet als revolutionairen, anarchisten en ongelovigen, moet de predikant weinig hebben, maar volmondig is hij het eens met wat het blad vorig jaar, 2 januari 1929, schreef: | |||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||
Advertentie in de (gereformeerde) Asser
Kerkbode.
Een nieuwe groote oorlog zou op den zelfmoord van Europa neerkomen. Immers zou die oorlog in hoofdzaak zijn een luchtkrijg, en die beteekent vernietiging van al wat leeft en bestaat. Overigens maakt Buskes zich geen enkele illusie over de afloop van de zaak-Schurer. Maar het is een kans om te getuigen. In een zaaltje van Terminus in Utrecht komen 9 juli de mannen-broeders bijeen. Het schoolbestuur wordt verdedigd door Mr. Gerbrandy; Schurer brengt mee Mr. Pollema, de heer Jungcurt, secretaris van de Unie van Christelijke Onderwijzers en Ds. Buskes. De commissieleden Mr. H.v.d. Vegte, Dr. K. Dijk, F. Kalsbeek, J. Schouten, J.C. Wirtz en Mr. D.W.O.A. Schut luisteren. Maar Mr. J.A. de Wilde (a.r.-kamerlid) vindt dat kennelijk niet de moeite waard. Tijdens de betogen leest hij rustig z'n krantje. ‘Van welk artikel der Nederlandsche Geloofsbelijdenis wijkt Schurer af?’ zo wil Ds. Buskes weten. Maar op 16 september 1930 beslist de Commissie van Beroep dat Schurer ontslagen blijft. Hij wordt onderwijzer aan een openbare school in Amsterdam. Voor anti-militaristen is op het gereformeerde erf geen plaats. Dat blijkt diezelfde week ook uit de Asser Kerkbode. Op 12 september schrijft de enkele maanden tevoren in de gereformeerde kerk te Assen bevestigde 29-jarige Ds. B.A. Bos het volgende stukje: teekent niet! | |||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||
De vlootwet moet, als helaas voorheen, vallen! Daarvoor wil de SDAP handteekeningen verzamelen en een petitionnement aan de Kamer richten. Wellicht komt men ook bij U. | |||||||||||||||||||
De zedelijke verwildering van 1930Op een prachtige nazomerse dag in 1930 maakt Dr. J. Veldkamp tussen de Lunterse dennen een wandeling met een jong, levenslustig student. In Op den Uitkijk van 25 oktober verhaalt hij van het gesprek. ‘'t Is een lust om te leven tegenwoordig,’ zei ik tegen mijn jongen vriend, den blijden opgewekten student. Maar ik stond even te kijken van het antwoord dat ik kreeg. ‘Neen, dat vind ik niet,’ zei hij opeens heel ernstig. ‘Ik vind zoo heel veel naars in het leven. Als U wist wat er omgaat onder de jongelui tegenwoordig! En dan het communisme en de langzame vergiftiging der geesten...’ Dr. Veldkamp wijst ook de hoofdschuldige van dit alles aan. Het is de moderne pedagogiek, die een uitvloeisel is van de leer van Jean Jacques Rousseau, van De Raaf en de moderne libertijnse nieuwlichters. En dan de communistische en sociaal-democratische invloeden. Sombere geluiden klinken ook op uit de Asser Kerkbode van 2 mei: Door de radio komt de ‘wereld’ in ons huis - de wereld, zooals we die kennen in tegenstelling met ‘de kerk’. De wereld: dat is de opera, de ope- | |||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||
rette, dat is de cabaret- en bioscoopmuziek; de wereld, dat is de frivoliteit, de lichtzinnigheid van den uitgaanden mensch onzer eeuw. Hielden we het groote gevaar, dat we de moderne bioscoop noemen buiten onze woning, de radio brengt ‘de wereld in huis’. | |||||||||||||||||||
Het film- en bioscoopvraagstukZeg Hendrik, kijk 'es... Verontrust legt de moeder een afgescheurd entreebiljetje op tafel. Ik wil de voering van z'n jas naaien. En dit vind ik in z'n zakken. De vader houdt het kaartje onder de lamp, die recht boven de tafel hangt en leest: Luxor; Parterre. Geschokt kijken ze elkaar aan. Hun jongen op het verkeerde pad? Maar het bewijsstuk ligt op tafel. Er is geen twijfel mogelijk. Piet is naar de bioscoop geweest. En de bioscoop is ‘de wereld’, waar ‘onze mensen’ niet horen. Wat moeten ze nu? Deugen die jongen z'n vrienden wel? Al jaren worstelt de protestants-christelijke wereld met het bioscoopprobleem. De zuigkracht is er. Er zijn toch ook ‘goede’ films? Maar het verzet is sterk, vooral bij oudere gereformeerden. Geheelonthouding is het beste. Weg met de bioscoop, vinden velen. Weg met alle films, vinden sommigen. Maar de jongelings- en meisjesverenigingen zijn thans reeds bevolkt met de zoveelste generatie gereformeerden. Raken zij geïnspireerd door een grootser strijddoel dan zelfhandhaving en bewaring van het erfgoed der vaderen? De jeugd zal de vruchten plukken van de strijdlust, de offerbereidheid en de soberheid der puriteins levende vaderen. De jeugd snakt naar idealen om ook warm voor te lopen. Maar als een nieuwe toekomst niet meer wenkend lokt, wordt het ‘nu’ belangrijk. En er zijn toch ook ‘goede’ films? Trouwens, vonden de vaderen de concertzaal eerst ook niet verwerpelijk? Menige protestants-christelijke jongere maakt nieuwsgierig en met kloppend hart een uitstapje naar ‘de wereld’. Schuw kijken ze achterom wanneer ze het schitterende bioscooppaleis betreden. Ziet niemand het? Verdoofd wankelen ze enkele uren later de bioscooptrappen weer af. Nimmer ontvingen ze zulke sterke prikkels. In Ermelo in Huize Witteveen is er van 11 tot 13 augustus een Gereformeerd Jeugdcongres, speciaal over het vraagstuk van film en bioscoop. Inleider is Ds. N. Buffinga te Rotterdam. Serieus wordt er gediscussieerd. Het congres komt o.a. tot de volgende conclusies:
| |||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||
Maar niet alle films worden verworpen.
Maar Piet is in ieder geval duidelijk fout geweest. ‘Wat doen we, Hendrik?’ vraagt de moeder. De vader zegt de volgende dag boos tot z'n zoon: Je gaat de laatste tijd de verkeerde kant uit. Het is schandelijk! Het Luxor-theater, daar horen wij niet! De moeder zegt zacht verwijtend: Hoe kun je je ouders dát nu aandoen? En Piet voelt zich schuldig, betrapt, vernederd, boos en ellendig. Woedend loopt hij de kamer uit. Je mag ook niks... | |||||||||||||||||||
En verder...... rijden er in ons land 2.200.000 (van belastingplaatjes voorziene) rijwielen.
... schrijft Dr. J. Veldkamp in Op den Uitkijk: Te spreken van de onafhankelijkheid van Indië in een min of meer verre toekomst is principieel onjuist en gevaarlijk in zijn gevolgen ... Het eenige juiste standpunt is dus de saamhoorigheid, de blijvende saamhoorigheid van Nederland en Indië ... Europeesch Nederland zou een arm, onbeteekenend landje worden, wanneer de Aziatische helft er van afgescheurd werd... ... wordt bij een promotie aan de Vrije Universiteit de volgende stelling vernomen: De puriteinse Zondagsviering is niet in overeenstemming met de opvatting van Calvijn. |
|