De ‘MP’
Drs R.F.M. Lubbers, minister van Algemene Zaken en ministerpresident, heeft een nieuw koosnaampje verworven. In de media duikt hij steeds vaker op als de ‘MP’, waarbij de twee letters tussen aanhalingstekens staan en uitgesproken worden op z'n Engels. Als ‘em pie’ dus. De afkorting staat uiteraard voor minister-president. ‘MP’ als betiteling voor een premier is natuurlijk niet nieuw.
Minister Elco Brinkman van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur heeft er deze maand echter nieuw leven ingeblazen. Uit ‘MP’ spreekt bewondering en ondergeschiktheid. Journalisten gebruiken het in hun stukken met gevoel voor understatement en ironie. Ze spreken het uit met een lichte grijns op hun gezicht.
Brinkman gebruikte de afkorting ‘MP’ in zijn onderhoud met prof. dr C. Verhoeven, de voorzitter van de jury van de P.C. Hooftprijs. Verhoeven: ‘Tijdens ons gesprek beriep hij zich op de“MP”, waarbij hij niet, zoals ik eerst even dacht, de militaire politie bedoelde, maar de minister-president.’ Nadat Verhoeven dit had geopenbaard, kreeg ‘MP’ ruime bekendheid. ‘MP’ als illustratie van het machtsdenken van Brinkman.
Het is waarschijnlijk Gijs van der Wiel, tot voor kort de directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD), die ermee begonnen is. De wekelijkse persconferentie in Nieuwspoort van de voorzitter van de Ministerraad kondigde hij altijd aan met: ‘Dames en heren, de minister-president!’ (na eerst met geheven hand om stilte te hebben gemaand). Op het schoolbord in het halletje van het Haagse perscentrum stond (en staat) de bijeenkomst met wit krijt aangekondigd als ‘de persconferentie van de M.P.’
In het boekje, dat speciaal voor Van der Wiel is geschreven bij zijn afscheid van de RVD, Van de hoed en de rand, komt de afkorting ook voor in een uitspraak van Van der Wiel over de stencils die voorafgaand aan de persconferentie worden uitgedeeld. ‘Die dingetjes zijn ook vaak bedoeld om de MP toch iets mee te geven, als er over grote zaken geen overeenstemming is bereikt. Biesheuvel bijvoorbeeld zei in zo'n geval in de auto, terwijl hij zich nog even bijschoor, tegen me: Wat heb je!’