vier's in 1891 voor het eerst. Naast Schimmel en Ten Brink treden de kunstenaars-illustratoren Joan Berg, F.H. Kaemmerer en J. Hoynck van Papendrecht toe tot de redactie. Jan ten Brink wordt de daadwerkelijke leider. Ten tijde van de oprichting is hij 66 jaar oud en heeft hij zich al een aanzienlijke reputatie verworven in het Nederlandse culturele leven.
Ten Brink studeert theologie aan de Utrechtsche Hoogeschool, waar hij in 1859 de titel van doctorandus behaalt. Maar hij weet dan al dat hij niet geschikt is voor een kerkelijk ambt. Zijn voorliefde gaat uit naar letterkunde en geschiedenis. Hij wordt huisonderwijzer in Batavia, zoals de Indonesische hoofdstad Jakarta toen heette. De reis over het Nederlands-Indische eiland Java beschrijft hij in Op de grenzen der Preanger.
Terug in Nederland wordt hij in 1862 leraar Nederlands in Den Haag, waar hij onder anderen lesgeeft aan de latere schrijvers Louis Couperus en Frans Netscher.
In 1884 wordt hij hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Rijksuniversiteit Leiden. Als vooraanstaand lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde krijgt hij een sleutelpositie in de Nederlandse letterkunde.
Ten Brink is tevens redacteur van de literaire bladen De Kunstkronijk, en de Nederlandsche Kunstbode, en van 1893 tot zijn dood in 1901 publiceert hij in De Telegraaf.