Elsevier's Maandschrift. Over Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift 1891-1940
(2016)–Arendo Joustra– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
Herman Robbers
| |
[pagina 73]
| |
ven, die dikwijls werden opgevolgd. En deze meer passieve rol werd hem nooit geheel naar den zin. Somtijds, in latere jaren, zei hij schertsend tot mij: ‘Jij bent het eigenlijk die Elsevier's uitgeeft tegenwoordig’. Waarop ik placht te antwoorden: ‘Dat niet - maar vroeger was U het eigenlijk, die het tijdschrift redigeerde’. Mijn vaders oorspronkelijke bedoeling met Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift was niet precies dezelfde als van dit periodiek zooals het thans is. Hij richtte zich voornamelijk naar het Amerikaansche voorbeeld van Harpers Monthly en The Century, eenigszins ook naar dat van Velhagen & Klasings Neue Monatshefte en van de Parijsche Revue Illustrée. Hij wilde een tijdschrift, dat in de eerste plaats geïllustreerde bellettrie zou geven; verder goed geschreven geïllustreerde artikelen over beeldende kunst en populaire wetenschap. De eerste jaargangen van Elsevier's droegen den ondertitel: ‘Verzameling van Nederlandsche letterkundige kunstwerken, geïllustreerd door Nederlandsche kunstenaars.’ Met de verandering van het formaat, in 1901, verdween deze ondertitel. Gebleken was dat onder de Nederlandsche beeldende kunstenaars al zeer weinig illustratief talent school. Vele teekenaars, die novellen of romans te illustreeren kregen, lazen deze nauwelijks, en hun prentjes waren zeer zelden, in dieperen zin, illustratief - hetgeen immers nog iets méér beteekent dan louter ‘versierend’, hetgeen den indruk van het geschrevene behoort te versterken, en vooral niet: er afbreuk aan te doen. Daarbij kwam dat de moderne Nederlandsche litteratuur gewoonlijk niet om verluchting vraagt. Dit begreep mijn vader en hij richtte zich ernaar, maar het speet hem. Hij voelde zooveel voor de teekenkunst, de illustra- | |
[pagina 74]
| |
tieve in het bizonder; hij voelde ook voor de schilders en teekenaars, met wie Elsevier's hem in aanraking bracht. De omgang met dezen was voor hem een der aangenaamste, animeerendste kanten van het veelzijdig vak der uitgeverij. Jacobus George Robbers werd den 26en Mei 1838 te Rotterdam geboren. Toen hij zestien jaar was, stuurde zijn vader er hem op uit om een kantoor te zoeken. Advertenties waren destijds nog niet zoozeer in zwang; men liep eenvoudig de kantoren af om te vragen of er niet een jongste bediende gebruikt kon worden. Robbers slaagde bij een expediteursfirma en bleef eenige jaren in dat vak. Slechts door toeval kwam hij in den boekhandel, maar weldra begreep hij, dat dit een werkkring was, zooals hij er zich een wenschte, en waarbij al zijn eigenschappen hem te pas zouden komen. Op 6 September 1860 - volgens de toenmalige wet nog niet meerderjarig dus; hij kreeg ‘handlichting’ - begon hij eigen zaken, geheel alleen, in een achterkamer aan de Rotterdamsche Hoofdsteeg. Die zaken bestonden voorloopig in het importeeren van Engelsche boeken en tijdschriften. Eerst een tiental jaren later verschenen zijn eerste uitgaven. Een boekje over De Cholera in hare bakermat, dat bijna geen koopers vond, was het allereerste. Er is heel wat gevolgd. Prentenboeken, jongensboeken, waar onder die van Jules Verne (nog altijd bij Elsevier uitgegeven) en van J. Hendrik van Balen, Wood's De Onbeschaafde Volken, een groot kwarto boek in vijf deelen, overvloedig geïllustreerd, over de schoonheid van Europa, met tekst van Gerard Keller. In 1880 stichtte Robbers met vier van zijn vrienden, J.H. de Groot, Gualtherus Kolff, K.H. Schadd en G.L. Funke, de Uitgevers-Maatschappij, die hem in staat zou stellen zich als uit- | |
[pagina 75]
| |
gever breed te ontwikkelen, de groote dingen te doen die hem voorzweefden. In verband daarmede verplaatste hij zijn zaken, in 1887, naar Amsterdam. En wat hij zich had voorgenomen, dat heeft hij gedaan. Een groote geïllustreerde Encyclopaedie, vele geïllustreerde boeken over Nederlandsch-Indië, over beeldende kunst en hare geschiedenis, over litteratuur en populaire wetenschap - illustratie hield zijn sterke voorliefde - getuigen ervan. Onder anderen Max Rooses deed zijn uitnemende werken over Rubens en Jordaens, en zijn De oude Hollandsche en Vlaamsche Meesters in den Louvre en in de National Gallery bij zijn vriend Robbers verschijnen. Onder toezicht van Max Rooses ook verschenen de vijf grootkwarto deelen, overvloedig geïllustreerd, van Het Schildersboek. Van verscheidene dezer boeken bracht Robbers ook buitenlandsche edities aan den man, tot in Rusland en Italië toe. Hij werkte er zoo doende krachtig toe mee, de Nederlandsche drukkunst in het buitenland een goeden naam te bezorgen. Doch ook thans nog, nadat zoovele zijner uitgaven, uitverkocht, onder de menschen verdwenen zijn, spreekt de catalogus zijner maatschappij van zijn enorme werkkracht en ondernemingsgeest. Reeds had J.G. Robbers, zeventig jaar oud, zich teruggetrokken uit zijn zaken, die door twee zijner zoons, C.H. en Mr. J.G. Jr., werden voortgezet. Maar in 1913 stierf C.H., de oudste dezer zoons. En de 75-jarige draalde niet opnieuw als deelgenoot en directeur in zijn firma's op te treden. Bijna dagelijks heen en weer reizend tusschen Amsterdam en Den Haag, zijn nieuwe woonplaats, volbracht hij zijn taak. Hij bleef haar getrouw tot, met Januari 1918, een nog jeugdige kleinzoon hem althans eenigermate vervangen kon. Welhaast | |
[pagina 76]
| |
tachtig nu, vergenoegde hij er zich voortaan mee, van zijn maatschappij de op een afstand zorgende president-commissaris te zijn. Het is van dien tijd af, dat zijn figuur, gelijk een bestuurslid van den Uitgeversbond het op zijn graf heeft uitgedrukt, in den boekhandel ‘een legende’ geworden is. Waarvan spreekt die legende? Van een man in den vollen zin des woords - Hamlet's kenschets van zijn vader komt mij hierbij voor den geest. Van een rustloos werker, een scherpen, inventieven geest, een heerscher op het gebied dat hij zich had gekozen. Van onvermoeibare energie en onovertroffen doorzettingskracht. Van smaak ook en van keurigheid, van stijl en accuratesse. Niet meegaand, niet gemakkelijk was J.G. Robbers - men weet het ook nog in den boekhandel; hij stelde hooge eischen. Gemakkelijk - hij was het ook nooit voor zichzelf. Het is hier overigens niet de plaats om te spreken over de indrukken en gevoelens, door deze krachtige persoonlijkheid gewekt in den kring waar zij geenszins een legende werd, maar een warm en sterk levende werkelijkheid bleef, tot aan het fatale einde, op 28 November jongstleden. |
|