| |
| |
| |
Voorwoord
Als tijdschrifttitel bestaat Elsevier al sinds 1891. In januari van dat jaar verscheen het eerste nummer van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift, zoals het toen nog voluit heette. Al snel was het een toonaangevend periodiek. Niet alleen vanwege de - vooral in de beginjaren geïllustreerde - bellettrie, maar ook door verhalen over kunstenaars en kunst, buitenlandse reportages, populair-wetenschappelijke artikelen en, heel nieuw voor die tijd, interviews.
In de geschiedschrijving is het bestaan van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift overschaduwd door het gelijknamige weekblad. Dat verscheen vanaf 1945 bij dezelfde uitgever en was vrij snel een groot succes. Hoewel in het eerste nummer van het weekblad directie en redactie nog benadrukten dat hun uitgave een ‘voortzetting’ was van het maandblad, deed het zijn voorganger al snel vergeten. Ten onrechte.
Een halve eeuw lang weerspiegelde Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift het literaire en kunstzinnige leven in Nederland.
| |
Jong talent
Het maandblad liep misschien niet voorop, maar stimuleerde wel jonge schrijvers, dichters, journalisten, illustratoren en
| |
| |
De door redacteur Joan Berg gemaakte ‘Nederlandse’ cover
| |
| |
kunstenaars. En het publiceerde werk van gevestigde grootheden als Louis Couperus, Johan Huizinga en Jan Romein. Maar ook de eerste gedichten van Gerrit Achterberg. Andere auteurs die in Elsevier's debuteerden, waren Roel Houwink, Siegfried van Praag, Robert van Gulik en de destijds negentienjarige Jan de Hartog.
Een van de jonge kunstenaars die bij Elsevier's een kans kregen, was de tekenaar en schilder H.M. Krabbé, de grootvader van de acteur en schilder Jeroen Krabbé (en overgrootvader van de televisiepresentator Martijn Krabbé). Als 24-jarige werd hij eind negentiende eeuw door de hoofdredactie naar de wereldtentoonstelling in Chicago gestuurd om in woord en beeld verslag te doen. Hij bleef een jaar weg en schreef niet alleen over zijn lange reis (vliegtuigen waren er nog niet) en de tentoonstelling in Chicago. Hij interviewde ook Nederlandse schilders die in de Verenigde Staten werkten en beschreef het leven in modderig New York.
Een ander jong talent was de journalist C.K. Elout, die later zou uitgroeien tot een gezaghebbend politiek redacteur en commentator van het Algemeen Handelsblad en mede aan de basis stond van het nog steeds bestaande Genootschap Onze Taal. Als twintiger begon hij eind negentiende eeuw in Elsevier's de interviewserie ‘Aan het woord’, toen vraaggesprekken nog een zeldzaamheid waren in de Nederlandse journalistiek. Hij spreekt onder anderen met Kamerlid en priester Herman Schaepman, oud-minister Samuel van Houten en generaal Karel van der Heijden.
Een andere twintiger die in 1894 bij het blad begon was L.J. Plemp van Duiveland. Bleven Krabbé en Elout slechts medewerker, Plemp trad toe tot de redactie. Hij schreef voor- | |
| |
namelijk over het buitenland, waarbij hij zich concentreerde op de politieke ontwikkelingen.
Ondanks deze aandacht voor jong talent keerde het blad zich in zijn beginjaren af van de nieuwe literaire stroming van de Tachtigers. Dat veranderde na de eeuwwisseling, toen ook de illustraties bij de gedichten, novelles en romanfragmenten verdwenen, omdat de schrijvers de tekeningen vonden detoneren. Dat was ook de mening van Herman Robbers, die als zoon van oprichter J.G. (‘Jacs’) Robbers zelf in het blad van zijn vader publiceerde en er later hoofdredacteur van werd.
| |
Robbers
De oude Robbers was het maandblad begonnen om zijn tien jaar eerder gelanceerde gelijknamige uitgeverij (Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’) meer bekendheid te geven. Dat foefje had hij afgekeken van de New Yorkse uitgeverij Harper & Brothers, die in 1850 Harper's New Monthly Magazine begon om aandacht voor haar uitgeefactiviteiten te genereren en daarmee succes had. Robbers kende Harper's, net als gelijksoortige voorbeelden uit Duitsland en Frankrijk. Voordat hij in 1880 ‘Elsevier’ begon, was hij niet alleen boekhandelaar, maar ook importeur van buitenlandse literatuur en tijdschriften.
Zijn belangstelling voor de wereld buiten Nederland kwam ook tot uitdrukking in zijn tijdschrift. Dat besteedde veel aandacht aan ontwikkelingen over de grens. Niet alleen door reisverslagen te publiceren, zoals die van de jonge Krabbé, maar ook verhalen over steden als Londen en Parijs. Verder had Elsevier's veel aandacht voor ‘de West’ (Suriname en de Antillen) en uiteraard Nederlands-Indië, waar veel abonnees woonden. De kunstkenner en kunstenaar W.O.J. Nieuwenkamp,
| |
| |
Oprichter van uitgeverij en maandblad, ‘Jacs’ Robbers
| |
| |
ontdekker van de schoonheid van Bali, kreeg in Elsevier's alle ruimte voor zijn door hem zelf rijk geïllustreerde etnografische artikelen over het eiland in de Indonesische archipel.
Zijn grootste bloei beleefde Elsevier's onder hoofdredacteur Herman Robbers, die drie decennia, tot zijn dood in 1937, aan het roer stond van het blad (en vanaf midden jaren twintig ook van de uitgeverij). De literator was bekend om zijn romans en gezaghebbend als criticus, uitgever en begeleider van (jonge) schrijvers. Daarnaast correspondeerde hij met veel vakbroeders en was hij, met Lodewijk van Deyssel, oprichter van de nog steeds bestaande Vereniging van Letterkundigen.
Diezelfde Lodewijk van Deyssel had bij het verschijnen van het eerste nummer van Elsevier's een van zijn beruchte scheldkritieken laten afdrukken. Het is opgenomen in deze bundel. Het belette Louis Couperus niet om in een volgend nummer van Elsevier's een novelle, ‘Eene illuzie’, te publiceren. Ook andere bekende schrijvers lieten van enige terughoudendheid niets merken.
Eigenlijk vonden alle schrijvers van naam hun weg naar het blad. Zelfs een communist als Jan Romein schreef vier lange artikelen voor het blad, dat hij niet alleen als ‘burgerlijk’ moet hebben ervaren, maar ook als klassenvijand. Het zegt ook iets over de ruimhartige opvattingen van Elsevier's dat de redactie Romein in de kolommen toeliet.
Ook Eddy du Perron publiceerde in Elsevier's; over Multatuli in 1940. Hij heeft nog geprobeerd zijn vriend Menno ter Braak over te halen eveneens voor Elsevier's te schrijven. Daar kwam het niet van. Ter Braak benam zich het leven toen de Duitsers Nederland binnenvielen en een poging naar Engeland te vluchten faalde. Een bijdrage van Ter Braak aan het
| |
| |
Door W.O.J. Nieuwenkamp (WOJN) ontworpen band
| |
| |
blad zou opmerkelijk zijn geweest, want als 22-jarige student publiceerde hij in studentenblad Propria Cures een spottend bedoeld en gefingeerd interview met Herman Robbers (eveneens opgenomen in deze bundel).
| |
Website
Op de lijst met schrijvers die gedurende een halve eeuw aan Elsevier's hebben bijgedragen, staan ruim veertienhonderd namen. Op de lijst met kunstenaars zelfs zestienhonderd. Al deze namen zijn alfabetisch geordend terug te vinden op de website die weekblad Elsevier begin 2008 lanceerde en die op maandag 28 januari van dat jaar officieel in gebruik werd gesteld door de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Ronald Plasterk.
Op deze website (www.elseviermaandschrift.nl) zijn alle vijftig jaargangen door te bladeren. Ze zijn gedigitaliseerd door het technologiebedrijf X-Cago in Roermond. Het gaat om zeshonderd nummers van samen meer dan vijftigduizend pagina's. Er kan ook worden gezocht op specifieke woorden of namen, en alle artikelen van een bepaalde schrijver, kunstenaar of illustrator kunnen worden opgevraagd.
Door de digitalisering van de complete inhoud van Elsevier's, mogelijk gemaakt door een gift van uitgeefconcern Reed Elsevier, destijds uitgever van weekblad Elsevier, is een schatkamer blootgelegd. Zo ontdekte literair-historicus Peter-Paul de Baar op de website een onbekend jeugdwerk van de schrijver Theo Thijssen. Het gaat om het verhaal ‘Het eendje’ uit 1901. Uit de periode vóór 1905 waren vrijwel geen teksten van de auteur van Kees de jongen bekend.
Door de digitalisering zijn een paar schrijvers ‘herontdekt’.
| |
| |
Zo zijn de Amerikaanse reisverhalen van Krabbé gebundeld in Reuzenland (met een voorwoord van kleinzoon Jeroen), stelde de historicus Coen Brummer een bundel samen met de interviews van C.K. Elout (De eerste interviews) en verschenen de artikelen en tekeningen van Nieuwenkamp op groot formaat in het boek Bali, toen het nog een paradijs was, met een inleiding van Freek Heijbroek, conservator van het Rijksmuseum.
| |
Kunsthandel
Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift mag als titel dan misschien zijn overschaduwd door het gelijknamige weekblad, voor kunstliefhebbers, kunstkenners en kunsthandelaren is het nog steeds een bekend periodiek. Ze maken er veelvuldig gebruik van. Het blad bevatte immers veel geschreven portretten van kunstenaars, interviews met kunstenaars, maar ook beschouwingen over hun werk en recensies van hun exposities. Een uitstekende bron dus voor de kunstwereld, die bovendien goed beseft dat de prijs van een kunstwerk vaak stijgt als er een schriftelijke bron is.
Vandaar ook dat er hoge bedragen, tot 70 euro, worden neergeteld voor de gebonden uitgaven van het blad. Ook overdrukken van artikelen zijn blijkbaar gewild. Voor een in Elsevier's in drie delen gepubliceerde roman van J. Slauerhoff werd in november 2015250 euro gevraagd.
Elke halve jaargang Elsevier's (zes nummers) verscheen als apart deel, dat Romeins werd genummerd: van deel I (januari tot en met juni 1891) tot en met deel C (juli tot en met december 1940). Bij de paginering van het tijdschrift werd hiermee rekening gehouden. Die liep steeds over zes nummers door. Het januari- en het julinummer begonnen op pagina 1 en
| |
| |
dan werd doorgeteld tot en met het juninummer respectievelijk het decembernummer.
Van buiten zagen losse nummers van het blad er anders uit dan in de gebonden edities. Wat ontbreekt zijn het omslag en de advertenties, die de abonnees en de kopers van het blad destijds natuurlijk wel kregen. Het nummer van september 1933 bijvoorbeeld, toont op de cover de titel van het blad met op de onderste helft een advertentie van ‘Schrijfmachinehandel’ Lindenbaum.
Ook de binnenkant van het omslag, in modern tijdschriftjargon ‘cover 2’ geheten, bevat advertenties, zoals bijvoorbeeld van Foto Fraaij (Amstellaan 88). Daarna volgen nog vier pagina's met advertenties. Na de laatste pagina van dit septembernummer (pagina 216) volgen eveneens vier advertentiepagina's. Ook het omslag (‘cover 3’ en ‘cover 4’) is geheel gevuld met advertenties.
Ondanks deze commerciële boodschappen en reclame voor eigen boeken en uitgaven van Uitgevers-Maatschappij ‘Elsevier’, was de abonnementsprijs aan de hoge kant. Omgerekend naar de koopkracht van vandaag de dag kostte een jaarabonnement in 1933 zo'n 250 euro (destijds 27,50 gulden). De prijs van een los nummer bedroeg 2,50 gulden (ruim 20 euro nu, volgens de omrekencalculator van het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis in Amsterdam).
| |
Herwaardering
In 1892 weigerde uitgeverij Elsevier een gouden medaille die aan het blad was toegekend, zo staat te lezen in het Algemeen Handelsblad van 4 augustus van dat jaar. Een vorm van bescheidenheid? Het is in elk geval opvallend dat Elsevier's Geïl-
| |
| |
lustreerd Maandschrift altijd nogal kritisch over zichzelf heeft geschreven. Dat gebeurde zowel bij het 25-jarig als bij het 50-jarig bestaan. Beide artikelen, opgenomen in deze bundel, citeren uitvoerig de negatieve recensies die het kreeg.
De digitalisering heeft niet alleen voor een herontdekking van het maandblad en zijn auteurs gezorgd, maar ook voor een herwaardering. Maar eigenlijk was die al gaande. In 2002 publiceerde Jaap Versteegh zijn onderzoek aan de Vrije Universiteit in Amsterdam naar de eerste tien verschijningsjaren van het blad. Hij constateert daarin dat na het eerste, wat moeizame, decennium Elsevier's ‘een rol van betekenis speelde in het Nederlandse culturele leven’.
Een soortgelijke opvatting huldigden drie jaar later de Vlaamse letterkundigen Koen Rymenants, Tom Sintobin en Pieter Verstraeten. Zij opperen dat Elsevier's lang onopgemerkt is gebleven in de literatuurgeschiedenis, omdat het geen avantgardistische manifesten had gepubliceerd of zich had geprofileerd met een zeer eigen literatuuropvatting.
De laatste jaren beseffen literatuurhistorici in binnen- en buitenland dat ze niet alleen moeten letten op tijdschriften die de normen hebben doorbroken, maar ook op de bladen die juist voor een groot publiek de literatuur in beeld hebben gebracht. In 2010 constateert Rymenants in een vervolgstudie dat Elsevier's zo'n rol heeft gespeeld in Nederland.
| |
Jubileum
Deze bundel is samengesteld ter gelegenheid van het 125-jarig bestaan van Elsevier als tijdschrifttitel. In het eerste deel staan de artikelen die het blad over zichzelf en zijn makers heeft gepubliceerd. Daarna volgen in deel 2 de scheldkritiek van Lo- | |
| |
dewijk van Deyssel en Ter Braaks gefingeerde interview met Herman Robbers. Dit deel wordt afgesloten met een artikel van Jaap Versteegh over de eerste tien jaar van het blad. Deel 3 bevat korte levensbeschrijvingen van alle (hoofd)redacteuren die Elsevier's als maandblad heeft gekend.
Deze drie delen worden voorafgegaan door een inleiding van Gerry van der List, die eerder een geschiedenis van het weekblad publiceerde en daarin ook aandacht besteedde aan zijn ten onrechte bijna vergeten voorganger, Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift.
Amsterdam, 3 december 2015
Arendo Joustra,
hoofdredacteur Elsevier
|
|