| |
| |
| |
9 Een eenzame vrouw zonder minnaar of erfgenaam
Na de oorlog stroomt het geld binnen, maar toch vreest Karen Blixen elk moment bankroet te kunnen gaan. Ze klaagt constant over de hoge belastingen op haar Amerikaanse royalty's, waarover zowel in de Verenigde Staten als in Denemarken belasting moet worden betaald. Het is vooral haar stijl van leven die handenvol geld kost. Ze heef zes bedienden en houdt voor haar weinige vrienden uitgebreide diners waarbij ze uitgelezen wijnen schenkt. Door voor Amerikaanse tijdschriften zoals Ladies' Home Journal te schrijven probeert ze haar inkomsten te vermeerderen.
Ze houdt ervan haar gasten te provoceren en nodigt met opzet mensen uit die niet alleen heel anders van aard zijn maar er ook tegenovergestelde meningen op nahouden. Als die mensen haar nu maar als een idioot hadden behandeld, was er niets aan de hand geweest, maar slechts weinigen durven haar - net als Denys vroeger - op tijd te stoppen. Een ver familielid heeft eens gezegd dat ze altijd maar doordraafde omdat niemand haar tegenhield.
De dokter die Karen Blixen in Denemarken voor de syfilis heeft behandeld, schreef na haar dood dat de ziekte bij haar de ruggegraat had geruïneerd maar niet haar hersenen had aangetast, zoals vaak het geval is bij syfilis. Dit mag zo zijn, de meeste mensen die haar na de Tweede Wereldoorlog leren kennen, vinden de barones op z'n zachtst gezegd een beetje gaga. ‘Egocentrisch en eigenlijk seniel,’ omschrijft ze zichzelf in een briefje aan een Zweedse journalist. Tegenover een vriend bekent ze dat ze uit drie mogelijkheden kon kiezen toen ze op middelbare leeftijd naar Denemarken terugkeerde: oma worden, een klooster leiden of in een heks veranderen. Ze liet er bij hem geen twijfel over bestaan dat ze voor de laatste optie had gekozen.
| |
| |
Ze is in de naoorlogse jaren vaak ziek en ondergaat twee zware operaties waarbij zenuwen worden doorgesneden en artsen een stukje van haar maag weghalen. Ook is ze eenzaam. Met haar persoonlijke vertelkunst houdt ze zich afzijdig van alle stromingen in de Deense litteratuur. Daar komt verandering in als haar vriend Ole Wivel, een uitgever, haar in contact brengt met jonge schrijvers en kunstenaars die net in de twintig zijn, zoals Knud W. Jensen, die later het museum voor moderne kunst Louisiana sticht.
Met een van de jongemannen, de in 1908 geboren dichter Thorkild Bjørnvig, ontspint zich een bijzondere relatie. Karen Blixen beschouwt hem als protégé, een talent dat ze nog kan polijsten. De twee sluiten een hecht verbond, een pact, dat vier jaar duurt en waarover Bjørnvig in 1974 openhartig heeft geschreven in Pagten, mit venskab med Karen Blixen, dat onlangs in het Engels is vertaald.
Zijn boek begint met een beschrijving van hun eerste ontmoeting, die typerend is voor de ‘heks’ Karen Blixen. Ze had hem voor een diner uitgenodigd omdat een familielid - onder de indruk van zijn gedichten - hem wel eens wou ontmoeten. Tijdens het eten, als de barones even de kamer uit is, bekent het familielid zijn gedichten nog nooit te hebben gelezen. Het initiatief voor de ontmoeting had geheel bij de barones gelegen.
De relatie tussen de twee ontwikkelt zich zeer snel. De jonge dichter trekt zelfs bij haar in. Hij krijgt een eigen kamer op Rungstedlund. ‘De duur van je verblijf is niet aan een grens gebonden,’ meldt ze hem. Als ze niet bij elkaar zijn, lijken ze toch met elkaar in contact te staan. Als zij in Denemarken boos op hem met haar vuist op tafel slaat, stoot hij in Frankrijk zijn hoofd aan een tafelrand. De vrouw van Bjørnvig begint zich steeds meer zorgen over de relatie te maken. ‘Karen Blixen had mijn vrouw zeker uit de weg geruimd als we in een andere eeuw of maatschappij hadden gewoond,’ bekent hij nadien.
De liefde is platonisch, want hoewel Karen Blixen, inmiddels een zestiger, in de naoorlogse jaren nog steeds als een
| |
| |
schoonheid geldt, is ze wel een verweerde schoonheid. De relatie eindigt op dezelfde manier als haar relatie met Denys. Karen Blixen legt steeds meer beslag op Bjørnvig, ze is zelfs jaloers als hij op een wederzijdse kennis verliefd wordt.
De relatie is niet in een klap beëindigd. Hun aflopende verbond wordt nog bijna met bloed getekend, ze bedreigt hem met een revolver en dreigt zich van kant te maken of Denemarken voorgoed te verlaten als hij niet bij haar komt wonen op Rungstedlund. De breuk is definitief als zij hem helemaal komt opzoeken op een afgelegen plek in Denemarken waar hij weer hard aan het werk is na de energie- en creativiteitvretende scheidingsperikelen. Ze praten en maken een lange wandeling. Weer terug op Rungstedlund schrijft ze hem een enthousiaste brief dat alles weer goed is. Hij is minder gelukkig met de ontmoeting. Hij kan niet meer werken, z'n hervonden rust is door haar hartgrondig verstoord en hij is woedend. Als ze zijn brief met die boodschap ontvangt, stuurt ze hem een telegram: heb je brief ontvangen, verbrand die van mij.
Volgens Bjørnvig was Karen Blixen een eenzame vrouw zonder kinderen die verlangde naar een minnaar en een erfgenaam. De visie van Karen Blixen op de relatie blijkt uit haar verhaal Echo's. Daarin ontmoet een diva die haar stem kwijt is geraakt een jongen die de stem van haar jeugd bezit. ‘Ze voelde haar eigen longen in zijn lichaam ademhalen, en voelde zijn tong in haar eigen mond.’ Ze besluit Emanuele les te gaan geven. ‘Ik heb mijn klauwen in hem geslagen, hij ontkomt me niet.’ Hij is Pellegrina Leoni niet dankbaar. ‘U bent een heks. U bent een vampier,’ scheldt de jongen terwijl hij stenen naar haar gooit.
Toen Ernest Hemingway in 1954 een radio-interview gaf toen bekend was geworden dat hij de Nobelprijs voor de litteratuur zou krijgen, merkte hij op dat de prijs net zo goed naar Karen Blixen had kunnen gaan. ‘De vrouw van Blickie (zoals Bror in Kenia bekend stond) schrijft veel beter dan al die Zweden die de prijs reeds hebben gekregen,’ legt hij zijn
| |
| |
opmerking voor de radio uit in een brief aan een vriend. ‘En Blickie is in de hel en hij zou het leuk hebben gevonden als ik goedkeurend over zijn vrouw zou spreken.’
Karen Blixen en Ernest Hemingway hebben elkaar nooit ontmoet en Hemingway ging er vanuit dat zij net als haar man, die hij kende van safari's, uit Zweden kwam. De Zweden waar Hemingway op doelde zijn: Lagerlöf (1909), Von Heidenstamm (1916), Karlfeldt (1931) en Lagerkvist (1951). Deense laureaten waren Gjellerup en Pontoppidan in 1917 en Jensen in 1944.
Vanaf 1954 ging ieder jaar het gerucht dat Karen Blixen de prijs zou krijgen. Zweedse journalisten staken de Sont over om haar in te fluisteren dat de jury haar deze keer toch echt had uitverkoren. Zelfs Nederlandse kranten publiceerden in 1955 haar portret met een toespeling op de Nobelprijs. Ieder jaar wachtten Karen Blixen en haar secretaresse op het telegram uit Stockholm, maar dat kwam nooit.
In Kenia is ze niet meer teruggeweest. Haar eerste poging faalde reeds. Ze wilde in het Masaireservaat een ziekenhuisje beginnen à la Albert Schweitzer. Toen ze de Nobelprijswinnaar hierover informatie vroeg, zei Schweitzer dat hij haar veel te zwak voor een dergelijke onderneming vond. Zijn oordeel kwam haar niet slecht uit, want na veel rekenen bleek het opzetten van een ziekenhuis wat te duur.
Veel later wilde het Amerikaanse tijdschrift Life haar de strijd om de onafhankelijkheid van Kenia laten verslaan. Voor haar kwam dit aanbod te laat. Ze vond zich veel te zwak voor journalistieke arbeid. Bijtijds zag ze in dat ze voor die opdracht noch de kracht noch de capaciteiten bezat. De reis ging, tot opluchting van Karen Blixens dokter, niet door. De onafhankelijkheid van Kenia wel, hoewel bij de plechtigheid in Nairobi, op 12 december 1963, de nieuwe vlag halverwege de mast bleef steken. ‘Je kan nog terug,’ grapte de hertog van Edinburgh tegen de nieuwe president Jomo Kenyatta.
Haar weigering terug te keren naar Afrika heeft ook te maken met haar angst dat ze een ander Afrika zou ontmoeten
| |
| |
dan ze in 1931 had achtergelaten. Reeds in Een lied van Afrika suggereert ze dat tijdens haar verblijf al zoveel is veranderd dat sommige verhalen in het boek slechts ‘historische betekenis’ kunnen hebben.
Bovendien waren de meeste vrienden die ze in de kolonie had, voor de Tweede Wereldoorlog al overleden of inmiddels ook teruggekeerd naar het moederland. Met haar bedienden had ze nog wel contact. ‘Ik wou dat ik je weer kon zien,’ schreef ze een paar maanden voor haar dood aan Kamante.
Bror woonde al lang niet meer in Brits Afrika. Hij was in 1928 weer getrouwd (met Cockie Birkbeck) en in 1935 weer gescheiden en daarna opnieuw getrouwd. Dit keer met Eva Lindström, die niet lang daarna bij een ongeluk om het leven kwam. Ook de kranten konden het liefdesleven van Bror niet meer goed bijhouden, zodat Cockie Birkbeck haar eigen overlijdensbericht in de krant las (‘Barones Cockie Blixen overleden’). Cockie maakte van de gelegenheid gebruik alle rekeningen terug te sturen naar de afzender met de vermelding ‘overleden’.
Voordat de Tweede Wereldoorlog uitbrak had Bror Afrika verlaten om voor een rijke Amerikaan als jachtopziener een landgoed op Long Island (vs) te beheren. Hij kon nog steeds goed schieten en wist bijna het plaatselijke record van tweeëndertighonderd dode fazanten op een dag te breken. Uiteindelijk keerde hij terug naar Zweden, waar hij in 1946 bij een auto-ongeluk om het leven kwam.
Niet naar Afrika dus, dat voor haar alleen maar een anti-climax kon betekenen. Wel ziet Karen Blixen op 73-jarige leeftijd eindelijk kans de lang gewenste reis naar de Noord-Amerika te maken. Tijdens haar drieëneenhalve maand durende tocht wordt ze vergezeld door Clara Svendsen, die bijna twintig jaar haar secretaresse en compagnon is geweest, de Deense Farah. Ze vergelijken zichzelf met Don Quichot en Sancho Panza.
Haar lezingen trekken in de Verenigde Staten veel publiek,
| |
| |
de toehoorders zijn onder de indruk dat ze haar verhalen, die ze weigert voor te lezen, bijna woordelijk kan navertellen. De meeste aandacht krijgt haar toespraak waarin ze de vijf motto's bespreekt die haar leven hebben bepaald. Het motto van haar jeugd luidde Sicut aquila juvenescam, als de adelaar zal ik opgroeien. Tot en met de oversteek naar Afrika was haar motto Navigare necesse est vivere non necesse, varen is nodig, leven is niet nodig, dat ook de stad Rotterdam als devies heeft gekozen.
Voor de periode op de plantage koos ze het motto van Denys Finch Hattons familie: Je responderay, ik antwoord. De tijd dat ze terugkwam in Denemarken en voorzichtig begon te schrijven, vat ze samen onder het motto Pourquoi pas? (waarom niet). Haar laatste motto heeft ze gevonden in een Engelse stad. Boven de eerste poort stond Be Bold (wees moedig). Boven de tweede poort stond ook Be Bold. Maar boven de derde stond Be Not Too Bold.
Op eigen verzoek maakt ze kennis met de 32-jarige Marilyn Monroe, die net de opnamen voor Some Like It Hot achter de rug heeft. Samen eten ze een lunchhapje bij de Amerikaanse schrijfster Carson McCullers. Na afloop van de maaltijd danst de Amerikaanse filmster met Karen Blixen op de marmeren tafel, enigszins verbaasd aangestaard door de echtgenoot van Marilyn Monroe, de Amerikaanse schrijver Arthur Miller, die zich later niets van het voorval kon herinneren. De eenenveertig jaar jongere Marilyn Monroe zal in hetzelfde jaar overlijden als Karen Blixen.
Karen Blixen vindt het heerlijk in Amerika en accepteert alle uitnodigingen. Volgens Clara Svendsen was het de gelukkigste tijd van haar laatste levensjaren. Ze ontmoet bekende schrijvers als Pearl Buck, Truman Capote en E.E. Cummings. Voor het eerst ziet ze ook haar uitgever Robert Haas. Ze koestert zich in alle aandacht en wordt bevestigd in haar mening dat de Amerikanen meer van haar houden dan de Denen. Ze weet van geen ophouden en houdt zich op de been met pepmiddelen, zo ontdekken artsen als ze geheel uitgeput moet worden opgenomen in een ziekenhuis. Op haar vieren- | |
| |
zeventigste verjaardag dwingt Clara Svendsen haar terug te keren naar Denemarken.
Sinds haar Amerikaanse reis beweegt ze zich als een invalide. Ze lijdt vaak pijn en kan nauwelijks aan haar schrijfbureau zitten. De verhalen voor de bundel Schaduwen op het gras dicteert ze op de vloer liggend aan Clara Svendsen. Om haar laatste levensjaren nog een beetje draaglijk te maken, besluit ze eindelijk Rungstedlund te laten opknappen. In het huis ontbreekt centrale verwarming en warm stromend water. De dienstbodes, die het zelden lang bij zo'n ‘moeilijke tante’ uithouden, moeten emmers met kokend water alle trappen opdragen voordat de barones haar bad kan nemen.
Tijdens de renovatie van het eeuwenoude pand logeren Karen Blixen en Clara Svendsen in hotels. De zomer brengen ze echter door in het piepkleine huisje van Clara in het vissersdorpje Dragor ten zuiden van Kopenhagen. Het is 1960, het Internationaal Jaar van de Vluchtelingen. Om het plaatselijke comité helpen houdt ze een toespraakje en vertelt een van haar verhalen. Ze is al maanden niet thuis geweest en voelt zich zelf een vluchtelinge. Ze beschrijft deze gevoelens in een persoonlijke brief die een krant echter onderschept en publiceert. Nog diezelfde nacht verzamelt zich een verontwaardigde menigte voor het huisje van Clara. ‘Karen Blixen, Karen Blixen. Ga terug naar Rungstedlund,’ scandeert het boze publiek.
In de nazomer, ze woont dan nog steeds in Dragor, verslechtert haar gezondheid snel. In plaats van terug te kunnen keren naar het gemoderniseerde Rungstedlund moet ze naar het ziekenhuis. Ze verwacht er te sterven, maar na drie maanden mag ze naar huis toe. Na een jaar te hebben rondgezworven, ligt ze eindelijk weer in haar eigen bed.
Haar laatste twee boeken verkopen nog steeds goed en ze krijgt bericht dat de boekenclub ook Schaduwen op het gras als boek-van-de-maand zal promoten. Ze voelt zich zonder financiële zorgen. Ze kan eindelijk leven zonder op geld te moeten letten. ‘Regardless of expense,’ luidt haar favoriete
| |
| |
Engelse uitdrukking. Bij een bekende Deense couturier bestelt ze nieuwe kleren. En ze maakt plannen voor een lentereisje naar Parijs.
Het tripje gaat in 1961 inderdaad door en zal haar laatste reis worden. De Franse televisie interviewt de schrijfster en haar Franse uitgever neemt haar op sleeptouw door de stad. Het is al zomer als ze weer terug is in Denemarken. Ze krijgt veel bezoek. Aldous Huxley, die ze eens in Londen heeft ontmoet, arriveert met Timothy Leary. De twee mannen bespreken met haar uitvoerig de effecten van verschillende soorten drugs. In Kenia had ze samen met Denys Finch Hatton opium gerookt en geëxperimenteerd met de plaatselijke drugs miraa en bhang. Ze weigert echter de peyote die Leary haar aanbiedt. ‘Ik heb al genoeg fantasieën.’
De pijn in haar rug wordt steeds erger. Ze kan nauwelijks meer lopen en zelfs staan kost haar veel inspanning. Die winter blijft ze in Denemarken en plannen voor nieuwe vakantiereisjes blijven uit. De lente en zomer van 1962 brengt ze door op de veranda aan de noordzijde van het huis, vanwaar ze naar het haventje kan kijken. Op deze veranda houdt ze audiëntie voor haar vrienden, familieleden en buitenlandse gasten.
Foto's uit die tijd, onder meer van Peter Beard en Cecil Beaton, tonen haar ingepakt in dikke truien. Ze ziet er uit als een fragiel vogeltje, uiterst kwetsbaar en mager. Je kan haar zo wegblazen, is de indruk. Ze heeft het gezicht van een uitgedroogd dood muisje. Haar ogen zijn nog steeds zwaar en zwart opgemaakt.
Eten doet ze nog maar nauwelijks meer, ze weegt nog geen tweeëndertig kilo. Broos en spichtig is ze. In het ziekenhuis krijgt ze bloedtransfusies om op krachten te blijven. ‘U heeft alle symptomen van een gevangene uit een concentratiekamp,’ hoort ze de dokter vertellen. ‘Mijn benen zijn opgezwollen tot dikke palen,’ oordeelt ze zelf.
Sinds de operaties in 1955 en 1956 is het heel moeilijk voor haar om te eten. In de Verenigde Staten is nog geprobeerd haar te voeden via een plastic slangetje. In Denemarken leeft
| |
| |
ze vooral van asperges, oesters en droge beschuitjes. En als het asperge-seizoen voorbij is, drinkt ze sap van groenten en vruchten.
De vijfde september 1962 speelt ze 's avonds met Clara een spelletje bezique. Daarna luistert ze naar Händels aria Where'er you walk die Denys Finch Hatton vaak voor haar heeft gezongen. Vervolgens klimt ze met veel moeite en met erg veel pijn naar haar slaapkamer.
De volgende morgen blijft ze in bed omdat ze zich nog steeds erg slaperig voelt. Clara waarschuwt Karens broer Thomas en zijn vrouw Jonna, die nog net op tijd arriveren om door Karen herkend te worden. Daarna valt ze in een coma.
Om vijf uur 's middags, 7 september, sterft ze. Ze heeft Denys ruim dertig jaar overleefd. De doodsoorzaak is volgens de dokter ondervoeding. ‘Het is niet slecht om te sterven, het is goed,’ had ze vier jaar eerder voor de radio gezegd. ‘Ik beschouw doodgaan niet als een interruptie van het leven, maar als een afronding daarvan.’
Vier dagen later, 11 september, houden de naaste familieleden en vrienden een korte plechtigheid in de salon van Rungstedlund. Overeenkomstig haar wens zingt het gezelschap daar Schuberts Frühlingsglaube: ‘Nun muss sich alles, alles wenden.’
Daarna wordt de kist naar buiten gedragen en op een geheel met groene takken bedekte platte wagen gezet. Twee mannen draperen de Deense vlag over de kist, waarna twee ploegpaarden de wagen naar Ewalds heuvel trekken in het noordwestelijke deel van het park. Daar zingen haar familieleden en vrienden de door haar uitgekozen psalm 121, die ook aan het graf van Denys is gezongen: ‘Ik hef mijn ogen naar de bergen vanwaar m'n hulp komen zal.’
|
|