| |
| |
| |
N
nachtsauna, sauna (zie aldaar) die alleen 's avonds en 's nachts open is. ‘Hier schuin tegenover is de nachtsauna’, zei Huib. ‘Maar dat moeten we echt niet doen. Je vraagt je trouwens af wie daar nog komt. Als je 't nou echt wil krijgen moet je daarheen.’ (Haagse Post, 6.12.1986:40). ‘Schat ik ben geil, ik ga naar de nachtsauna!’ (Vleugel, 1985:41). |
neiging, homoseksuele geaardheid. Ook verkeerde neiging. In schijn tracht gij objectief te zijn, maar in werkelijkheid wordt gij beheerscht door de zucht om de verkeerde neiging zelf strafbaar te stellen. (Troelstra geciteerd in Handelingen 1910-1911). |
nekhijger, homo. |
neuken, anaal seksueel verkeer (bij homo's). |
nicht, oorspronkelijk scheldwoord voor homo maar inmiddels een geuzennaam. Vaak gebruikt met bijvoegelijk naamwoord, zoals een bittere nicht, zie voorbeeldzin. ‘Ik probeer de kracht op te brengen om geen bittere nicht te worden’, zegt hij ernstig. ‘Dat zie je vaak: bittere nichten. Mannen die ooit heel mooi geweest zijn en het niet kunnen verwerken dat ze ouder worden, dat ze dat kwijt raken. Die worden vals, die gaan pesten.’ (Haagse Post, 6.12.1986:26). Ook Tweede Jan van der Heydenstraat nicht, enigszins burgerlijke nicht. Rangen en standen bestaan niet in het DOK, althans niet gerelateerd aan maatschappelijke posities, al spreken de ‘artistiekelingen’ met een zekere
|
| |
| |
minachting over de Tweede Jan van der Heydenstraat nichten. (De Groene Amsterdammer, 25.6.1986).
In de uitdrukking een nicht als een paard, homo die zich zeer nichterig gedraagt. Ook nicht als een huis. Lideke hield haar vrouwelijkheid voor mij geopend en ik kon even niet anders dan er verbijsterd naar kijken. Daarna gaf ik een vreselijke gil die Polly en Sirius de gang op deed komen. Die schrokken er niet van en bestudeerden zeer geïnteresseerd Lideke's kut; Sirius - toch een nicht als een huis - stak er bijna zijn neus in. (Büch, 1986).
Reeds aan het begin van de achttiende eeuw bestond het begrip nigt, dat door sodomieten zelf werd gebruikt als codewoord. Het Hof van Friesland raakte tijdens de processen van 1730-1731 geïntrigeerd door het gebruik van de term ‘nicht’ in homoseksuele kringen, evenals trouwens door naamgevingen als slappe Lijsbet, nigt Petronella, Johanna nigt, vrouw Ladippe. De Friese raadsheren vonden het zelfs nodig in een brief, van 15 december 1730, aan het stadsgerecht van Groningen de toepassing van het woord ‘nichten’ uit te leggen: ‘wordende door 't woord nigten (...) verstaen soodanige personen welke onder haer (sodomitisch) geselschap behoorden en met malcanderen de bekende vuijligheden kwamen bedrijven’. (Spiegel Historiael, november 1982:549).
Rodgers (1979) vermeldt nicht als jargonwoord van Amerikaanse homo's, met als betekenis: iemand die een homo overal vergezelt behalve in bed. Ook een flinke nicht, een geile nicht, een halve nicht, een lieve nicht, een onbetrouwbare nicht, een stiekeme nicht (homo die daar niet openlijk voor uitkomt), een valse nicht, waarvan Mol (1984) vermoedt dat die in de plaats is gekomen van ‘valse zuster’; daarvoor was het begrip ‘valse vrucht’ gangbaar, en een verknipte nicht (zie aldaar).
|
| |
| |
Ook in samenstellingen als boetieknicht (Flikkeragenda, 1980:10), nichtenbar, nichtenfilm, nichtenkit, nichtenleven, nichtenpaar, nichtenpubliek, nichtensauna, nichtenstrand, nichtentent, nichtenvolkje. |
nichtencafé, homokroeg. In een nichtencafé kijken ze langs je heen, ook al hen je ermee naar bed geweest. (Haagse Post, 3.1.1981). |
nichtendom, het wereldje van de homoseksuelen. Het Amsterdamse nichtendom is aangevuld met groen uit de provincie. (Marcus, 1984:81). |
nichtenfuik, voor homo's gevaarlijk gedeelte bij ontmoetingsplaats, het gedeelte waar potenrammers en dieven zich ophouden. Ik leidde de chef als een bedrijfsleider rond en wees hem de best verborgen staanplaatsen, de beruchte nichtefuik, de tippelroutes en de vluchtwegen langs de trimbaan en koffiehuisje. (Bijsterbosch 1985:83). |
nichtenhospita, zie de voorbeeldzin. Amsterdam kende een aantal nichtenhospita's in de jaren vijftig; vrouwen die het geen probleem vonden als hun huurders ‘zo’ waren ('t zijn ook mensen, hè). (De Groene Amsterdammer, 25.6.1986). |
nichtenhotel, hotel dat zich speciaal richt op homoseksuele gasten. Het nichtenhotel in de Kerkstraat lag centraal. (Haagse Post, 6.12.1986:40). |
nichtenkind, een huisdier, veelal een poes. |
nichtenmilieu, het aparte wereldje van homoseksuelen. Ik heb ook mijn neerslachtige buien hoor, dat ik het niet meer zie zitten. Dan staat dit hele hypokriete nichtenmilieu me tegen. (Bullinga, 1982:83). |
nichtenmoeder, vrouw die veel optrekt met homo's. Mabel is binnen drie dagen omgeturnd en wordt een joyeuse nichtenmoeder. (Harten, 1977:87). Zie mietjesma. |
nichtenwereldje, minder gunstige benaming van nichtenmilieu (zie aldaar). Maar het is een afschuwe- |
| |
| |
lijke wereld, het nichtenwereldje. Een aftakking van de Consumentenbond waar iets gekeurd en aangeprezen wordt. Bars zijn slagerijen waar je een jongen uit kunt zoeken. (Bullinga, 1982:89). |
nichterig, als een nicht (zie aldaar). |
nichtueus, overeenkomst met nichten hebben. Mijn stukje over de paus - die aanstellerige, nichtueuze travestiet - blijkt zoveel lezers boos te hebben gemaakt dat ik al derde sta op de all time-hitlijst van AD-abonnee-wegschrijvers. (Robert Long in De Tijd, 9.1.1987). |
nigt, het achttiende eeuwse woord voor nicht (zie aldaar). |
Nigtevecht, in hij komt uit Nigtevecht, hij is een homo. De plaatsnaam verwijst weinig bewimpeld naar het begrip nicht. |
niks in huis, in hij heeft niks in huis, hij heeft een klein geslachtsdeel. |
noodhomoseksualiteit, homoseksueel gedrag van heteroseksuelen in een omgeving waar uitsluitend geslachtsgenoten zijn, bij voorbeeld in een gevangenis of op een schip. Ook pseudohomoseksualiteit. |
normaal, hetero, zo genoemd door homo. |
nursing, ‘doktertje spelen’, in ziekenhuissfeer seksueel verkeer hebben. |
|
|