L
lampe, in 't is lampe, er dreigt onraad. Zie uil. |
landgenoot, homoseksueel. Hij is een landgenoot, lid van het eerste uur. |
leedvermaker, homo. De verklaring van Endt (1974) is dat een leedvermaker plezier heeft in andermans achteruitgang, met de klemtoon op de eerste lettergreep. |
leerbar, homobar voor liefhebbers van leren kleding. |
leerliefhebber, homo die valt op mannen met leren kledingstukken. (Voor de oorlog moesten) de leerlief-hebbers zich behelpen met de wagenbestuurders van de trams, die 's winters een leren broek droegen, motoragenten, met leren rijbroek, en huzaren, die broeken droegen met een leren zitvlak, het zogeheten leerbeslag. (Koenders, 1984:77). |
leerscene, het wereldje van de homo's die op (mannen in) leer vallen. Mijn vriend en ik gaan veel uit in de leerscene, de homocafé's in de omgeving van de Warmoesstraat. (De Groot, 1987:137). Ook leerfeesten, leerjongen, leernicht, leertent. |
lesbienne, vrouwelijke homoseksueel. Van het Griekse eiland Lesbos, waar de dichteres Sappho in de zesde eeuw voor Christus woonde met een kring van jonge meisjes. Zie saffisch. |
lesbisch, betrekking hebbende op homoseksualiteit bij vrouwen. Ook gespeld als lesbies. Liever lesbies. (muurtekst). |
lesbo, verkorting van lesbienne. |
| |
levensstijl, ander woord voor homoseksueel bestaan. Tja, de directeur denkt er anders over dan ik. Noem mijn naam maar niet, maar het heeft te maken met je levensstijl, die past niet in de moraal van de directeur, daarom wil hij je geen krediet geven. (Gay Krant, oktober 1984:5). In hun ogen is homoseksualiteit veel méér dan alleen genitaal contact tussen mensen van hetzelfde geslacht, het is een levensstijl. (Brunt in Vrij Nederland, 23.2.1980). Ook leefstijl, leefwijze, bedoeld wordt homoseksuele leefwijze. Er is méér aan de hand, juist vanwege de verscheidenheid aan homoseksuele leefstijlen en hun invloed op de stad. (Marcus, 1984:3). Van het Engelstalige ‘life style’. |
levertraan, vaseline. Ik zit met m'n doos in de levertraan. Zie doos. |
lila, in van de lila gemeente zijn, homoseksueel, lesbisch zijn. Reeds aan het begin van deze eeuw duidde de kleur (in Duitsland) op homoseksualiteit: ‘er ist ein bisschen lila, nicht ganz blau’. Volgens Jaap Harten had je zelfs een Lilalied: ‘Wir sind nun einmal anders wie die Anderen.’ (Van der Mijn, 1967:17). Zie roze. |
lolder, sodomiet. Ook lolhans. ‘Lol’ betekende meid of wijf en ‘lollen’ stond voor herrie of rotzooi schoppen. In de achttiende eeuw betekende lolhuis een bordeel voor sodomieten. Zie lollepot. |
lollepot, in de negentiende eeuw ontstaan als scheldwoord voor lesbienne, later ook geschreven als lolliepot. Buurtgenoten waarschuwden haar nieuwe huurman dat hij naast een stel lolliepotten was komen te wonen. (Haagse Post, 17.1.1981). Zie pot. |
lustknaap, (hetero)jongen die zich voor homoseksuele handelingen laat gebruiken. Homosexualiteit, waarbij jeugdigen als lustknaap fungeerden, kwam, zoals wij reeds deden uitkomen, ook in andere kampen voor. Aldus citeert Koenders (1984:129) De Jongs Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. |
|
|