(Vervolg van pag. 71)
Dit uitvliegen moet ge niet beletten; laat ze maar begaan. Bij sneeuwbuien of stormvlagen zullen er wel bijtjes omkomen, maar daar kunt ge weinig aan doen. Neem het maar op de koop toe.
Op een echte warme dag gaat ge Uw volken inspecteren. Korven worden omgedraaid, kasten opengemaakt, doch niet meer en verder, dan noodzakelijk is om U te overtuigen of alles wel in orde is.
Hebt ge de bijen voldoende wintervoedsel meegegeven, dan behoeft ge U thans niet ongerust te maken, dat ze van honger zullen omkomen. Hebben ze weinig voedsel meegekregen, dan dient ge U te overtuigen of ze gebrek hebben. Ge zult dan direct moeten ingrijpen, b.v, door op de kasten onder de dekkleedjes een borstplaat te leggen welke ge eerst in lauw water hebt gedompeld. Bij korven kunt ge zo'n borstplaat tussen de raten steken en met een spijl vastmaken.
Hebt ge stukken raathoning, dan is dat nog beter.
Als ge de volken inspecteert, maak dan tevens de bodemplanken schoon, niet door alles op de grond te vegen, doch door onreinheden grondig op te ruimen.
In de tweede helft van deze maand, bij goed weer, kunt ge het broeden wat bevorderen door de bijen elke dag een halve jampot suikerwater te geven, 1 deel suiker, 1 deel water, liefst in lauwwarme toestand.
Bij kasten kunt ge eerst nog de honing van de raampjes waarop zich broed bevindt met een etensvork stukkrabben. Besteed er echter niet teveel tijd aan; de volken mogen niet afkoelen. Dek ze daarna weer goed warm toe.
April. Nu vliegen de bijen iedere dag geregeld uit en er is vaak grote drukte aan het vlieggat. Ge kunt aan het drukke in- en uitvliegen wel zien, dat er buiten gehaald wordt, stuifmeel en nectar.
Vooral stuifmeel hebben de bijen nu nodig. Het broednest neemt grotere afmetingen aan. Laat de bijen het in geen geval aan voedsel ontbreken, vergis U niet, want druk in- en uitvliegen betekent niet altijd, dat ze onze zorg niet meer nodig hebben.
Het groeiende broednest heeft zeer veel voedsel nodig en het is zeker nodig, dat ge U b.v. om de 10 dagen overtuigt, dat ze voldoende hebben. Waar nodig ontzegelt ge de honing welke