echter jonge bijen, raten met broed en moêrdoppen óf zal deze spoedig aanzetten.
Aangezien dit volk de eerste dagen niet uitvliegt, zullen we het moeten helpen met water, dat we over de raten kunnen sprenkelen. Voeren doen we zo'n volk en ook de jager de eerste 3 dagen in geen geval.
Hieruit volgt, dat we een jager alleen mogen afnemen als het moedervolk voldoende voedsel bezit, hetgeen in deze tijd van het jaar - van een normaal jaar - ongetwijfeld het geval zal zijn, anders moet het jagen uitgesteld worden.
Na een dag of 11 zal het afgejaagde volk misschien een nazwerm afstoten, hetgeen we echter moeten verhinderen op een manier zoals we dit op pagina 32 hebben beschreven.
De jager kunnen we aan zijn lot overlaten indien er voldoende dracht is, anders zullen we hem - zoals we dat bij normale zwermen deden - geregeld moeten voederen.
* * *
Indien ge ook van Uw kasten wilt vermeerderen - als regel doen we dit niet om de honingoogst niet mis te lopen - kunnen we dit op een veel eenvoudiger wijze doen, dan de korfimker.
Het is hierbij echter noodzakelijk, dat ge de moêr kunt vinden. Ziet ge haar op een raat lopen, dan neemt ge die raat eruit en hangt ze in een nieuwe broedkamer, daarnaast nog een raampje met uitlopend broed, doch in ieder geval met voedsel en ge hangt daar rechts en links van (de raten kwamen n.l, precies in het midden van de broedkamer te hangen) uitgebouwde raten of raten met kunstraat.
Deze kast zet ge nu op de plaats waar het volk stond, dat de raten heeft geleverd en de oorspronkelijke woning - nadat ge de raampjes naar elkaar hebt toegeschoven en links en rechts van de raten een uitgebouwde raat hebt gehangen (desnoods een kunstraat) - op een willekeurige plaats in de tuin of in de stand, mits niet te dicht bij de oorspronkelijke plaats.
De vliegbijen van deze kast zullen zich dan later naar de oorspronkelijke standplaats begeven en de jonge bijen blijven in de weggezette kast het broed verwarmen en voeden. Vliegbijen heeft deze kast niet meer en ge zult dan ook de eerste dagen