Nickerie, tan boen!
De rest van de vakantie vliegt voorbij. De jongens zwemmen, jagen en vissen naar hartelust.
Ze genieten.
Samen met oom Man gaan ze rondkijken in de Prins Bernhardpolder, het bakovenprojekt en een grote rijstpelmolen. Op verschillende plaatsen worden ze herkend als de drie helden. Soms is dat wel een beetje vervelend, want dan moeten ze het hele verhaal van hun avontuur alwéér vertellen.
Een keer mogen ze met tante Wonny naar Wageningen. Omdat het geregend heeft, kunnen ze maar tot Groot Henar met de bus. De rest van de reis moet per boot gemaakt worden. Dat vinden ze natuurlijk geweldig.
Tenslotte is de laatste dag van hun verblijf in het rijstdistrikt aangebroken. 's Middags om vier uur rijden ze met z'n allen naar het vliegveld. Het is jammer dat die heerlijke vakantie voorbij is. Het is een tijd geweest om nooit meer te vergeten.
De drie reizigers zijn erg zenuwachtig. Ze hebben immers nog nooit gevlogen. Hoe zal dat zijn?
Dan is het zover. De passagiers worden verzocht aan boord te stappen. Ze moeten afscheid nemen. De jongens krijgen van oom Toekiman een stevige hand en van tante Wonny een warme brasa. Zij veegt ook stiekem een traantje weg.
‘Dag jongens, goeie reis hoor. Doe de mensen in Paramaribo de groeten. Schrijf ons af en toe een briefje en kom maar weer gauw terug. Tan boen! Tot ziens!’
Bij het trapje wuiven ze nog een keer en stappen dan in. Oh oh, wat is het toch smalletjes daarbinnen. Eng hoor, in zo'n nietig ding.
Klik, klik. De passagiers die al eerder gevlogen hebben, zijn bezig riemen om hun buik vast te maken. Bij de jongens wil het niet zo goed lukken. Een vriendelijke dame komt hen helpen.
‘Dat zijn veiligheidsriemen. Die moet je bij het opstijgen en landen vastmaken,’ legt ze uit.
Het deurtje van de cockpit staat open en ze kunnen alles goed zien. De twee piloten drukken op allerlei knoppen, trekken aan vreemd uitziende hendels en de motoren beginnen te draaien.
Ze rijden naar het begin van de startbaan en keren.
De motoren beginnen te brullen. Het vliegtuigje staat te schudden, rijdt en schiet dan als een pijl uit de boog over de baan. Eh-eh, ze vliegen...
De dame gaat rond met snoepjes. Hoog in de lucht zweven ze voort. Je merkt haast niets. Wat een heerlijk gevoel is dat.
Ver beneden zien ze de polders van Wageningen onder zich voorbij glijden. Nu kunnen ze de uitgestrekte zwampen en de kust van Coronie heel goed zien. Af en toe duikt de machine in een wolkenmassa en dan zien ze niets meer.
De jongens zeggen niet veel. Door het lawaai van de motoren kunnen ze elkaar toch bijna niet verstaan.