Laat de rest maar aan mij over.
Zo gezegd, zo gedaan. De vrouw speelt haar rol uitstekend.
‘Mi gade, a gowtoe no de moro. Foefoeroeman teki ala!’
Luid schreeuwend stormt ze het huis uit. De vader springt op en roept: ‘Niemand gaat weg, ik wil eerst iedereen zijn zakken onderzoeken.’
Dat doet hij dan ook.
Tenslotte komt de sadhoe aan de beurt. Hij weigert, hij wil het niet. Maar de vader pakt een stok en zegt dreigend: ‘Sadhoe, jij was de enige persoon in onze voorkamer en het geld lag daar op tafel. Laat me ook bij jou kijken of anders...’
De sadhoe is bang voor een pak slaag en moet wel toestaan dat ook zijn zakken worden omgekeerd.’
Op dat moment, als het verhaal net lekker spannend wordt, komt tante Wonny aan met een paar glazen soft. ‘Buurman, je zal wel dorst hebben van al dat vertellen, wil je niet wat drinken?’
‘Tante Wonny, je stoort.’ zegt Edje verontwaardigd.
De jongens zitten te popelen van ongeduld om de rest van het verhaal te horen. ‘Meneer Rampersad, ga door no! Ga door no, ga door!’
‘Ach jongens, laat buurman rustig zijn glas leegdrinken. Een beetje geduld.’ zegt tante Wonny vermanend.
Tergend langzaam drinkt oom Rampersad van zijn soft. ‘Jullie geloven zeker niet hè, wat ik daarnet verteld heb. Maar 't is waar hoor. Zo is het echt gebeurd. Luister maar hoe het verder gaat.
De moeder van Dew heeft het spelletje nu ook door.
‘Kijk ook in zijn haar, misschien heeft hij de goudstukken daar verborgen.’ roept ze.
De vader grijpt in de harenmassa van de sadhoe. De gasten verdringen zich om de beide mannen. En daar... daar komt inderdaad het ene goudstuk na het andere te voorschijn, De mensen roepen allemaal door elkaar. ‘Zie je wel, dat is het geld, dat zijn mijn goudstukken!’ roept Dew's vader.
‘Vrouw, berg het goed op hoor. Laten we voortaan voorzichtig zijn. En jij sadhoe... Hé, waar is hij?’
De sadhoe is verdwenen.
De wijze man begrijpt wel dat hij tegen deze beschuldigingen niets kan inbrengen. Alle schijn is tegen hem. Maar ja, nu is hij alles kwijt, al dat geld dat hij door de jaren heen gespaard heeft.
Hij had er toch zoveel goeds mee willen doen.
Het feest is ook meteen afgelopen. De gasten gaan naar huis. Onderweg praten ze nog na over het geval.
Ja hoor, dit verhaal zal nog vele malen verteld worden.’
Oom Rampersad zwijgt.
‘Kunnen de mensen wel zo gemeen doen, oom Man?’ vraagt Ed.
‘Nee toch, dit verhaal is toch niet echt gebeurd. Hebt U zo'n geval wel eens meegemaakt?’ vraagt Glenn. ‘U moet het weten, U bent politieman!’
Maar oom Man staat op. Hij kijkt neer op het groepje mensen dat daar zo gezellig bij elkaar zit en zegt goedmoedig: ‘Ik zal er eens over nadenken.’
Och, het zal wel niet echt gebeurd zijn.
De drie vrienden hebben ademloos geluisterd. Wat kan dié man