Vlak voor het eindpunt gaan ze te voet verder.
Pas tegen elf uur zal er iets gebeuren, zegt de commandant. De rivier is dan rustig en het getij gunstig.
In het duister van de nacht sluipen de mannen langs de verlaten zandweg. Het is pikdonker. Geen maan. Een eenzame ster probeert door de zwarte wolken heen te gluren. Een uil scheert geluidloos langs op zoek naar prooi.
‘Alen 'o kon,’ fluistert één van de mannen.
Hij krijgt gelijk. Nauwelijks hebben ze hun plaatsen ingenomen of de bui barst los. In een paar sekonden is iedereen kletsnat. Felle bliksemschichten schieten razendsnel langs de sombere hemel.
‘Petrus maakt foto's.’ zegt Ed zachtjes.
De donder buldert woedend. De takken van de bomen en struiken zwiepen in de woeste wind.
Plotseling is het voorbij.
Even snel als het onweer begon, even gauw is het alweer over. Het lijkt alsof de aarde geschrokken is van het natuurgeweld. Het is nog stiller dan tevoren. De mannen rillen in hun natte kleren.
En zo moeten ze nog een hele tijd wachten.
Ineens...
‘Hé... kijk daar, een licht op Papegaaieneiland.’ fluistert Glenn opgewonden. In de verte knippert iemand met een flashlight.
Nu gaat het gebeuren. De jongens vergeten hun natte kleren. Het wordt spannend!
Het bevel om paraat te staan gaat van man tot man. Kort na het signaal klinkt er een geritsel van takken. Uit het bos komen twee mannen aan met elk een kist op de schouders. Ze lopen helemaal krom van de zware last. De jongens houden de adem in. Zullen de kerels iets merken?
De agenten blijven rustig op hun plaats. Ze willen ook de andere smokkelaars te pakken nemen.
De twee mannen gaan naar het strand, maar keren terug om nog meer kisten te halen.
In de verte is nu heel zwakjes het geluid van een motor te horen. Daar komen de anderen aan. Niets vermoedend staan de boeven te wachten op hun kameraden.
Het motorgebrom is nu duidelijk te horen. De jongens turen over het donkere water. Op een afstand zien ze een lichte vlek die steeds dichterbij komt. De smokkelboot is in aantocht!
Eén van de mannen op het strand staat te zwaaien met een arm om de juiste plek aan te geven.
Zachtjes over het zand schurend schuift het bootje het strand op. Drie mannen springen eruit. Zwijgend beginnen ze met het uitladen.
De politiemannen zitten gereed om bij het eerste teken op te springen.
Daar gaat de hand van de commandant omhoog en eensklaps snerpt het politiefluitje dwars door de stilte.
De agenten springen op en in een oogwenk zijn de smokkelaars omsingeld.
‘In naam der wet, handen omhoog. En stil blijven staan!’ buldert de stem van de commandant.
De boeven zijn zo verrast, dat ze van schrik geen woord kunnen zeggen. Het lijkt wel of ze met cetabever zijn vastgeplakt aan